Inhoudsopgave

    Duurzaamheid

    Samengevat

    Duurzaamheid is een veelgehoord begrip, een soort paraplu waar alles onder valt. Maar soms lijkt het ook een sausje dat over alles heen gegoten wordt. Alles wat te maken heeft met maatschappelijk verantwoord werken, milieu en denken aan de toekomst wordt onder duurzaamheid geschaard. Bij leefomgeving en openbare ruimte gaat duurzaamheid over vraagstukken als energieverbruik, verantwoorde materialen, en klimaatadaptatie. Maar ook over kwaliteit van de leefomgeving, sociale samenhang en sociale veiligheid. Duurzaamheid speelt bij alle aspecten van leefomgeving en openbare ruimte een rol, bij de voorbereiding, ontwerp en planvorming, gebiedsontwikkeling, de aanbesteding, de uitvoering en het beheer en onderhoud. 

    Het begrip duurzaamheid is in Nederland onder de aandacht gekomen na het verschijnen van het VN-rapport van de Brundtland-commissie 'Our Common Future' in 1987 en het rapport 'Zorgen voor morgen' van het RIVM in 1988. In 1989 verscheen het 'Nationaal Milieubeleidsplan 1989'. Dit is het eerste beleidsdocument met een brede samenhangende visie op milieu en duurzaamheid. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft in de jaren '90 enkele rapporten over milieu en duurzaamheid uitgebracht over milieubeleid en duurzaamheid:

    In het WRR-rapport van 1992 staat "In navolging van het rapport 'Our common future' van de Commissie-Brundtland wordt in het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) de aanpak van milieuproblemen geplaatst in het kader van de ontwikkeling naar een duurzame samenleving. Daarbij wordt er - zo stelt de regering - grotendeels op vertrouwd dat het traditionele instrumentarium van de overheid toereikend zal zijn.

    In het WRR-rapport uit 1994 staat: "Het aanpakken van milieu-problemen is uitgegroeid tot een beleidsvraagstuk van de eerste orde. Voor de korte termijn is het terugdringen van excessen, zoals bodemverontreiniging, al een enorme opgave. Voor de lange termijn- zo stelt de regering- is meer nodig."

    Tussen 1992 en 1994 is daarmee het besef ontstaan, dat milieu-problemen (en daarmee duurzaamheidsproblemen) vragen om een structurele aanpak waarbij de oude wegen niet leiden tot het gewenste doel. Die nieuwe wegen zijn ingevuld door begrippen als 'creadle to cradle' en 'people, planet, profit'. Voor de openbare ruimte is invulling gegeven door middel van duurzaam beheer

    In 2013 heeft het RIVM een evaluatie gemaakt van 25 jaar na 'Zorgen voor morgen'. 

    Inmiddels is het labelen van duurzaamheid normaal geworden voor producten zoals wasmachines, verlichting, auto's, et cetera. De eerste stap met het labelen van de buitenruimte is inmiddels gezet met het 'Handboek duurzame buitenruimte' (2014, NL Greenlabel). Duurzaamheid wordt hiermee een normaal en hanteerbaar onderdeel van het ontwerp en beheer van de buitenruimte. Een initiatief zoals  beschreven in ' Groen Verbindt' (VNG e.a., 2014) geeft aan dat duurzaamheid vraagt om samenwerking en het kijken óver grenzen. 

    Duurzaamheid is ook een maatschappelijk proces. In 'De energieke samenleving' (Planbureau voor de leefomgeving, 2011) is een verkenning gedaan naar hoe de maatschappij moet werken om de stap naar duurzaamheid te zetten. Rollen en verantwoordelijkheden veranderen daarbij aanzienlijk.

    People, planet, profit

    People, planet, profit (= PPP) is misschien wel het meest bekende model voor duurzaamheid. Het model is simpel en logisch en laat zich goed naar de praktijk vertalen.

    PPP laat zien dat er een balans is tussen planet en people. Dat snijvlak is wat we 'leefbaarheid' noemen. De nadruk op 'people' zou leiden tot egoïsme en roofbouw. De nadruk op planet op zeer korte termijn zou betekenen dat het leefniveau terug kan vallen. Het snijvlak tussen tussen planet en profit wordt aanduid als levensvatbaar. Te veel planet betekent dat er geen grondstoffen meer gewonnen mogen worden en dat er geen niet-duurzame energie gebruikt kan worden. Te veel profit zal leiden tot roofbouw van de aarde, de bodem en de atmosfeer. Dit vlak geeft daarmee ook aan dat technische randvoorwaarden gecreëerd moeten worden, om te komen tot een volledig duurzame maatschappij. 

    Het snijvlak tussen people en profit wordt benoemd als billijkheid. Winst maken is akkoord, als dat maar niet ten koste van de mensen gaat. Denk daarbij aan uitbuiting. Hiervoor geldt dat sociale randvoorwaarden gecreëerd moeten worden om te komen tot een volledig duurzame maatschappij. 

     

    Het snijvlak van de drie 'bollen' people, planet profit is 'sustainability': duurzaamheid. Duurzaamheid zal niet zomaar bereikt worden. Hiervoor moeten randvoorwaarden zoals duurzame energie, hergebruik van afval, bewustwording, et cetera gerealiseerd worden. Duurzaamheid bereiken gaat in stappen. Duurzaam beheer 5.0 is een model om die stappen te zetten. Meer hierover onder duurzaam beheer

    Score voor duurzaamheid

    Er bestaat geen score voor duurzaamheid waarover geen enkele discussie bestaat. In elke score moeten lastig te vergelijken factoren met elkaar worden vergeleken. Dat blijft subjectief. Telos heeft in het rapport 'Nationale monitor duurzame gemeenten 2015' (2015) hier evenwel een voorzet voor gedaan. De resultaten staan hieronder. Voor de uitleg van de scores moet u het rapport raadplegen. De gebruikte methode sluit beperkt aan op PPP.

     

    Duurzaamheidsscore voor gemeenten. Bron: Telos 2015

    In het onderwerp 'duurzaam beheer' is onder 'duurzaamheid' een uitwerking gegeven hoe duurzaamheid van verschillende organisaties wél met elkaar vergeleken kan worden. Dit wordt 'duurzaam beheer 5.0' genoemd. 

    Duurzaamheid is via diverse sectorale wetten geregeld. Er is geen 'Wet op de duurzaamheid' of iets wat daar op lijkt.

    The Natural Step

    In Zweden is een wetenschappelijk onderbouwde methode ontwikkeld om structureel te werken aan duurzaamheid. Deze methode heet 'the natural step'. Het volgende fimpje legt de methode kort uit.

    https://www.youtube.com/watch?v=Jj5H-pVn26g

    De methode wordt 'bewaakt'  door de gelijknamige stichting: The Natural Step. De volgende documenten gaan in op deze methode:

    De vier principes waar het framework op is gebaseerd zijn samengevat in de volgende figuur.

    Principes van The Natural Step. Bron: The Natural Step

    Cradle to cradle

    Cradle to cradle is een methode om zo duurzaam mogelijk te zijn. Voor meer inzicht in de achtergronden van cradle to cradle is namens Rijkswaterstaat 'Cradle to cradle voor de gebouwde omgeving'  (2012) opgesteld. Door Agentschap NL is de publicatie 'Cradle to cradle loont!' (2011) opgesteld.

    Cradle to cradle kan bijdragen aan duurzaam beheer

    CO2-prestatieladder

    Om de reductie van CO2 te faciliteren is er door SKAO de CO2-prestatieladder opgesteld. Hiervan zijn de 'Praktische handleiding' (SKAO, 2014) en de 'Handreiking Aanbesteden versie 3.0' (SKAO, 2016) de belangrijkste documenten. 

    Wetgeving

    Er is geen wet die duurzaamheid gebiedt. Duurzaamheid wordt vooral afgedwongen door internationaal en nationaal beleid, convenanten, Green Deals en richtlijnen. Er is ook een Green Deal gesloten relevant voor openbare ruimte:

    http://www.youtube.com/watch?v=mXSJT1rgtIw

    De milieucomponenten van duurzaamheid zijn sectoraal geregeld in diverse wetten. Dit zijn bijvoorbeeld de Wet milieubeheerWaterwet, wetgeving rondom afvalstoffen, Wet bodembescherming met daaraan gekoppeld het Besluit bodemkwaliteit en het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemenFlora- en faunawetBesluit risico's zware ongevallen. Bij deze regels en wetten zijn de bescherming van het milieu, onze hulpbronnen en het tegengaan van overlast een belangrijke basis. Specifieke wetgeving voor duurzaamheid betreft de Wet opslag duurzame energie

    De sectorale benadering gaat veranderen. In 2013 heeft het Planbureau voor de Leefomgeving het rapport 'Wissels omzetten' gepubliceerd met hierin een evaluatie van onze milieuwetgeving en een doorkijk naar robuust milieubeleid in de 21e eeuw. De rijksoverheid is bezig om veel wetten met milieu en ruimtelijke ordeningsregels te bundelen in de Omgevingswet. De huidige Crisis- en herstelwet wordt ook opgenomen in deze Omgevingswet. Met de Omgevingswet komt een einde aan de sectorale benadering en wordt meer gekozen voor een integrale en gebiedsgerichte benadering.

    Vanuit Europa is de Kaderrichtlijn Water een voorbeeld van gebiedsgerichte wetgeving. De Kaderrichtlijn water is de richtlijn ter bescherming van de chemische en biologische kwaliteit van ons oppervlakte- en grondwater. Er is ook een Kaderrichtlijn bodem. Deze kaderrichtlijn is echter nimmer van kracht geworden. De EU heeft, zeer relevant voor de inrichting van de openbare ruimte, richtsnoeren (dus geen richtlijnen) opgesteld om bodemafdekking te beperken. Ze staan in het document SWD(2012) 101 final/2.

    Beleid

    Om een duurzame leefomgeving en openbare ruimte te maken of te verduurzamen moet duurzaamheid in de hele keten meegenomen worden. Dus van het ontwerp tot en met het beheer. Duurzame oplossingen of bijdragen van openbare ruimte aan maatschappelijke opgaves op het gebied van energie, waterbeheer, klimaatadaptatie of sociale cohesie starten op de ontwerptafel (zie ook groen verbindt). Asset management gaat uit van een integrale(re) aanpak. 

    Domeinen van duurzaamheid

    Domeinen van duurzaamheid visualisatie geven de ontwikkeling weer van een aantal indicatoren voor veertien beleidsdomeinen. Met deze indicatoren hebben beleidsmakers een handvat om eventueel ongewenste trends in de thema’s  te kunnen bijsturen. Denk bijvoorbeeld aan overgewicht dat kan worden beïnvloed door overheidsmaatregelen en dat van belang is voor de gezonde levensverwachting. Uitroeptekens geven aan op welke themagebieden de Nederlandse ontwikkeling zorgelijk is.

    Domeinen van duurzaamheid. Bron: CBS

    Voor elke indicator worden de ontwikkelingen in Nederland getoond vanaf het jaar 2000. De ontwikkeling wordt samengevat in een gekleurd pijltje. Het pijltje geeft aan in welke richting de indicator ontwikkelt, de kleuren geven aan welk effect een indicator heeft op de duurzaamheid. Daarnaast is van elke indicator te zien hoe ons land het doet ten opzichte van andere Europese landen (groen- goed; geel – neutraal; rood- slecht). Nationale definities van een indicator wijken soms af van de internationale definities. Voor een gedetailleerde beschrijving van de definities van indicatoren, zie de annex in Monitor Duurzaam Nederland 2014.

    https://www.youtube.com/watch?v=DWreMJrKXNo

    Lees verder in het CBS-rapport 'Monitor Duurzaam Nederland 2014' (2015) en het bijbehorende rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving: 'Monitor Duurzaam Nederland verkenning' (2014).

    http://www.youtube.com/watch?v=FO6s7smUDUQ

    http://www.youtube.com/watch?v=0cS_JXIudyA

    http://www.youtube.com/watch?v=bU8-OLD4Js0

    http://www.youtube.com/watch?v=IEdlkYRRcaU

    Gemeenten kunnen eigen duurzaamheidsbeleid maken. Dat leidt veelal tot duurzaamheidsprogramma's op diverse werkvelden. Ter onderbouwing van het eigen beleid kan gebruik worden gemaakt van relevant onderzoek dat op landelijke en Europees niveau is uitgevoerd. Enkele rapporten staan hieronder:

    Beleid voor duurzaamheid

    Beleid voor de organisatie ten aanzien van duurzaamheid is in Nederland de afgelopen jaren veel gemaakt. Enkele voorbeelden staan hieronder:

    De gemeente Amsterdam heeft haar duurzaamheidsdoelstellingen in een 'infographic' mooi samengevat. Die staat hieronder.

    Infographic duurzaamheid. Bron: Amsterdam

    Monitoring en evaluatie

    Een evaluatie van gemeentelijk duurzaamheidsbeleid in Nederland is te vinden in het rapport '2014 Eco-diverCity'  (2014, Dietz, Dröge & van Loo, in het Engels). In dit rapport wordt geconcludeerd dat de doelstellingen veelal gehaald worden. In 2009 heeft Bastiaan van de Waal tijdens een bacheloropdracht een inventarisatie gemaakt van de mogelijkheden voor duurzaam beheer in 'Openbare Duurzaamheid, Ruimte voor Vernieuwing'. 

    Telos heeft in het rapport 'Nationale monitor gemeentelijke duurzaamheid 2015' (2015) een voorzet voor monitoring gedaan. De resultaten van de monitoring worden uitgedrukt in een score van 0 (= slecht) tot 100 (= fantastisch). Voor de uitleg van de scores moet u het rapport raadplegen. Ook heeft Telos in het rapport 'De duurzaamheidsbalans van Brabant 2014' (2014) een web-diagram geïntroduceerd waarop de belangrijkste kenmerken van duurzaamheid met elkaar vergeleken kunnen worden. Dat web-diagram staat hieronder.

    Figuur: Web-diagram duurzaamheid. Bron: Telos 2014

    In 2015 heeft De Groene Zaak geconcludeert dat monitoring van duurzaamheid onvoldoende plaats vindt. Dat staat in het rapport 'Quick scan Duurzaam Inkopen bij provincies en gemeenten' (2015).

    De provincie Limburg heeft haar beleid voor duurzaam inkopen in 2014 laten evalueren door de Rekenkamer. Zie het rapport van de Zuidelijke Rekenkamer: 'Duurzaam inkopen en Aanbesteden provincie Limburg Rapport van bevindingen' (2014).

    Materialen

    Bij het ontwerp hoort ook de keuze van het ontwerp en van de toe te passen materialen. Daar hoort ook de inkoopstrategie bij, als onderdeel van aanbesteden. Onderstaande documenten handelen daar over:

    http://www.youtube.com/watch?v=RCHhuAGeYSc

    Klimaatadaptatie

    De klimaatverandering heeft invloed op de openbare ruimte. Er wordt verwacht dat het klimaat extremer wordt: grotere temperatuurverschillen, meer neerslag (in pieken), langduriger warme perioden. De openbare ruimte moet daar op voorbereid worden om problemen te voorkomen. Het KNMI heeft klimaatscenario's ontwikkeld. Die scenario's kunnen gebruikt worden voor het ontwerp en beheer van de openbare ruimte. De volgende documenten handelen voor de samenhang tussen beheer en klimaatadaptatie:

    CROW heeft de publicatie 277 'Aanpassen openbare ruimte aan klimaatverandering' (2010) opgesteld. Meer onafhankelijke informatie over klimaatadaptatie op wetenschappelijk niveau is te vinden op climateadaptation.eu.

    Cradle to cradle

    Het concept van 'Cradle to cradle' (C2C: van wieg tot wieg) beoogt het sluiten van technische en biologische kringlopen. Na gebruik zijn de materialen niet minder zijn geworden qua functionaliteit (dus niet 'gedowncycled'). Het getuigt van hoge ambities als deze materialen aan die eis voldoen. Het concept van C2C is ontwikkeld door William McDonough en Michael Braungart en gepubliceerd in 2002 in het boek 'Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things'. De onderstaande figuur geeft het principe van 'upcycle' weer.

    Bron: www.mbdc.com

     C2C kan ook gelden voor materialen die gebruikt worden in de openbare ruimte. De gemeente Amsterdam besteedt hier aandacht aan in 'Visie duurzame materialen' (2009) en ook Ekeris en Hendriks in 'Cradle to cradle toegepast in de openbare ruimte' (2010). In 'Bouwstenen Klimaatatelier Rijnenburg Werkdocument september 2009' (2009) wordt meer uitleg gegeven over C2C maar ook over klimaatadaptatie. 

    Er zullen meer C2C gecertificeerde materialen in de openbare ruimte worden toegepast, zie www.cradletocradle.nl. Er bestaat een aantal materialen dat C2C is gecertificeerd. De gemeente Venlo heeft bij het ontwerp van een terrein C2C beleidsmatig tot uitgangspunt verklaard in 'Kazernekwartier Venlo Beeldregieplan' (2012, door Karres en Brands).

    Elektrisch rijden en laadpalen

    Elektrisch rijden wordt steeds meer gedaan. De behoefte aan laadpalen neemt daardoor toe. En opladen betekent automatisch parkeren. Hiervoor is beleid wenselijk. Agentschap NL heeft de publicatie 'De stekker in elektrisch vervoer, maar hoe?' (2012) opgesteld. Dit is een hulpmiddel voor gemeenten om beleid op te stellen. Er zijn al gemeenten die hiervoor regelingen hebben:

    De netbeheerders in Nederland hebben een stichting opgericht met als doel het elektrisch rijden te bevorderen: de stichting E-laad. Ze hebben in 2012 de folder 'Stappenplan voor gemeenten: van aanvraag tot laadpaal' uitgebracht. 

    Fietspad en zonne-energie

    Een fietspad is leuk en veilig. Maar neemt ook veel ruimte in. In Nederland is in Krommenie een fietspad aangelegd met aan de bovenzijde zonne-cellen. Hiermee kan het fietspad stroom opwekken, duurzame energie, terwijl het daar maar fietspad ligt te zijn. De foto laat de aanleg zien. Dit fietspad is een proefproject om praktijkervaringen op te doen voor de Nederlandse omstandigheden.

    Aanleg SolaRoad. Foto: SolaRoad

    Het idee is bedacht in de Verenigde Staten door het echtpaar Julie und Scott Brusaw. De volgende video gaat over hun uitvinding.

    https://www.youtube.com/watch?v=SNMFKKyFU60

    In de winter kan fietsen een hachelijke bezigheid zijn bij gladheid. Een manier om gladheid op fietspaden tegen te gaan is een verwarmd fietspad. Dat ligt, als proefproject, in de gemeente Wageningen. De warmte is in de zomer in de bodem opgeslagen. Daardoor hoeft er geen (of minder) zout gestrooid te worden en kost het warm houden geen extra energie.

    Verwarmd fietspad in de sneeuw. Foto: Fietsberaad

    Gezondheid bij gebiedsontwikkeling

    De gemeente Utrecht overweegt om gezondheidsadvies verplicht rekening te houden met gezondheidsadvies bij bouwen en gebiedsontwikkeling. In 2012 heeft de gemeente het 'Proceskader Gezondheidsadviezen in ruimtelijke ontwikkelingen voor een gezonde leefomgeving' (2012, Utrecht) opgesteld. Dat moet verplicht gaan worden in deze gemeente. Zie ook duurzaamheid en gebiedsontwikkeling

    Met een dergelijke verplichting ligt de koppeling tussen ontwerp en duurzaam beheer voor de hand.

    Duurzaam beheer

    Met duurzaam beheer wordt bedoeld: het beheer van het gebied dat ontwikkeld is of gaat worden. Dàn wordt duurzaamheid in stand gehouden. Gebiedsontwikkeling kan derhalve niet bijdragen aan duurzaamheid zonder duurzaam beheer

    Die keuze voor duurzaamheid en duurzaam beheer werkt voor het beheer het meest effectief uit als aan twee uitgangspunten invulling wordt gegeven:

    • Combineer functies
    • Sluit de cirkel 'beleid - ontwerp - beheer - monitoring'

    Gebiedsontwikkeling zit in de fase van beleid en ontwerp.

    Beheer

    Thema's in duurzaamheid

    Voor overheden zoals gemeenten, provincies en waterschappen speelt een aantal themas in het bijzonder. Zonder compleet te (kunnen) zijn draait het bij beheer om onder andere:

    • Duurzaam bouwen en duurzame materialen
    • Klimaatadaptatie: aanpassen van de openbare ruimte aan veranderend klimaat (hogere temperaturen, meer extremen, meer neerslag). Denk hierbij ook aan CO2-reductie. Om de reductie van CO2 te faciliteren is er door SKAO de CO2-prestatieladder opgesteld. Hiervan zijn de 'Praktische handleiding' (SKAO, 2014) en de 'Handreiking Aanbesteden versie 3.0' (SKAO, 2016) de belangrijkste documenten. 
    • Onkruidbestrijding: geen of minder chemische bestrijdingsmiddelen
    • Grondverzet: hergebruik van verontreinigde grond
    • Afval: gescheiden inzamelen, zwerfafval
    • Duurzame energie: duurzame openbare verlichting, zonne-energie, windenergie, aardgas, elektrische auto’s/oplaadpunten, aardwarmte/geothermie
    • Aanbesteden: toepassen van duurzaamheidscriteria met de EMVI-methode
    • Fair trade: inkopen van materialen die op een billijke wijze zijn geproduceerd
    • Mobiliteit: emissieregulering, minder mobiliteit, electrische auto's
    • Flora en fauna: bescherming

    De beleidsdocumenten van de verschillende overheden gaan veelal over de deelthema's met een onderlinge afstemming om de integraliteit te waarborgen. 

    Voor een aantal thema's zijn uitwerkingen beschikbaar:

    Bewegingssensor voor het dimmen van het licht op NS-station. Foto door Lex Stax

    De filmpjes hieronder gaan in op een aantal van de  thema's.

    Afval

    http://www.youtube.com/watch?v=qXmgzH2VMRg

    Verlichting

    http://www.youtube.com/watch?v=XNzh5sKg82E

    Klimaatadaptatie

    http://www.youtube.com/watch?v=NpQhapJeKZ8

    Wijkbedrijf Bilgaard Leeuwarden 

    http://www.youtube.com/watch?v=arE7IIdu9-M

    Duurzaam beheer 5.0

    Duurzaam beheer is een containerbegrip geworden. In het onderwerp 'duurzaam beheer' is onder 'duurzaamheid' een uitwerking gegeven hoe duurzaamheid van verschillende organisaties met elkaar vergeleken kan worden. En hoe duurzaam beheer een proces kan zijn waarbij door de gehele organisatie wordt gewerkt aan duurzaamheid. Dit wordt 'duurzaam beheer 5.0' genoemd. Zie ook 'Duurzaam beheer in vijf stappen' (2015, Stax).

    Duurzaamheid

    Duurzaamheid gaat over de toekomst van de mensheid op de aarde, dit is de basis van alle duurzaamheidsdefinities. De mensheid is afhankelijk van de natuurlijke hulpbronnen die de aarde ons biedt. Dit zijn onder andere schone lucht, water, bodem maar ook grondstoffen en flora en fauna.

    Door de groeiende wereldbevolking, welvaart en consumptiepatroon wordt een steeds groter beroep gedaan op deze hulpbronnen. De hulpbronnen worden schaars en verontreinigd. Dit werd in 1972 al onder de aandacht gebracht door de Club van Rome in het rapport 'The limits to growth' (Grenzen aan de groei). Het beslag van mensen op de natuurlijke hulpbronnen van de aarde, de voetafdruk, is groter dan de aarde aan kan. Dit is niet duurzaam. De huidige uitdaging nu is het in balans brengen van de voetafdruk met de draagkracht van de aarde. 

    In 1987 werd in het Brundtland-rapport 'Our Common Future' een definitie van duurzaamheid en duurzame ontwikkeling gegeven die nog steeds gebruikt wordt: 

    “Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.”

    Naar aanleiding van het Brundtlandrapport is in 1989 The Natural Step opgericht. Dit is een internationale non-profit organisatie die ook actief is in Nederland en die zich inzet voor het versnellen van de transitie naar een duurzame samenleving. Dit doen ze door het bieden van een methodiek die uitgaat van integrale en volledige duurzaamheid. De methodiek is wetenschappelijk onderbouwd en wordt al 25 jaar gebruikt door zowel bedrijven, gemeenten als dorpen. In Nederland werken onder andere de gemeente Eindhoven en Súdwest Fryslân met deze methodiek. The Natural Step helpt met visie- en beleidvorming, om concrete stappen te zetten om dit te realiseren en het laat zich goed combineren met andere hulpmiddelen en tools zoals Cradle-to-Cradle en voetafdruk.

    Om duurzaamheid invulling te geven is er een wereld aan tools en hulpmiddelen. Voorbeelden hiervan zijn Fair trade gemeenten en Millenniumgemeente. Andere voorbeelden van hulpmiddelen zijn concepten zoals Crade-to-Cradle, CO2 monitor, voetafdruk, et cetera. Ook zijn er voor de inkoop van producten en diensten diverse keurmerken voor duurzame producten. Al deze tools en hulpmiddelen zijn gericht op het verduurzamen van deelaspecten zoals handel, werkomstandigheden, grondstoffen en energie. 

    Deze uitdaging om tot een duurzame samenleving te komen geld voor alle aspecten van een gemeente, als organisatie maar ook als geografisch gebied. Duurzaamheid beperkt zich niet tot milieuaspecten maar gaat ook over economische duurzaamheid en sociale duurzaamheid. Dit wordt verwoord door triple-P: People, Profit, Planet. Deze 3P’s zijn veelal de basis voor gemeentelijk duurzaamheidsbeleid.

    Onderstaande websites geven informatie over hoe de gemeente scoort op het gebied van duurzaamheid.

    Labeling

    Labeling is een instrument dat wordt toegepast om de prestaties op duurzaamheidsgebied eenvoudig inzichtelijk te maken. Voor openbare verlichting heeft het AgentschapNL hier een methode voor ontwikkeld: 'Handleiding Energielabeling Openbare Verlichting' (2010). Zie ook: 'Macro-energielabel Openbare Verlichting' (NSVV, 2011).

    Labeling van de buitenruimte

    Labeling van de duurzaamheid van de buitenruimte is nieuw. In Nederland is hiervoor het NL Greenlabel ontwikkeld. Dit is een methode om de buitenruimte en onderdelen van de buitenruimte integraal te toetsen op duurzaamheid. Integraal wil in dit geval zeggen dat duurzaamheid in de brede zins des woords wordt getoetst. Dus niet één indicator maar meerdere indicatoren in hun onderlinge samenhang. De beoordeling leidt tot de inmiddels bekende indeling van 'A' tot en met 'G'. Duurzaamheid wordt daarmee inzichtelijk en kan worden meegenomen bij de beoordeling van ontwerpen en bij aanbesteden (in de EMVI-criteria).

    De te beoordelen indicatoren voor de duurzaamheid van de buitenruimte zijn hieronder weergegeven.

    Bron: 'NL Greenlabel'

    De indicatoren voor het labelen van producten, materialen en planten staan in de volgende tabel. 

    Bron: 'NL Greenlabel'

    De achtergronden voor het labelen van de buitenruimte zijn beschreven in het 'Handboek duurzame buitenruimte' (2014, NL Greenlabel).

    Kosten

    Duurzame inrichting kan in aanschaf duurder zijn dan traditionele producten of diensten. In de gebruiksfase wordt dit weer terugverdiend door lagere energiekosten, lagere afvalkosten of een langere levensduur. Om een goede afweging te kunnen maken bij investeringen tussen traditionele producten/diensten en een duurzaam alternatief kan gebruik gemaakt worden van de instrumenten Total Cost of Ownership of Life Cycle Costing. Total Cost of Ownership en Life Cycle Costing zijn methoden om de totale kosten dat vanaf de initiële aanschaf/investering, ontwerp, exploitatie/beheer tot sloop/afdanken in beeld te brengen. Met deze methoden worden optimalisaties in investerings- exploitatie en sloopkosten bereikt. 

    Door AgentschapNL zijn criteria opgesteld om goed in te kunnen kopen. Zie hiervoor ook 'Aanbesteden'. 

    De kosten en baten van het beheer van de openbare ruimte zijn regelmatig in kaart gebracht. De openbare ruimte kost niet alleen geld maar levert de maatschappij ook belangrijke baten op. Het is mogelijk om deze baten inzichtelijk te maken. De baten komen niet altijd direct ten goede van de gemeente of organisatie die de investeringen doet. De baten liggen ook bij gebruikers van de openbare ruimte, bij de maatschappij of bij vastgoedeigenaren. CROW heeft hierover in 2013 een rapport opgesteld: 'Baten van de openbare ruimte'

    Enkele andere onderzoeken over kosten en baten:

    http://www.youtube.com/watch?v=djq5N8zLtlA

    Participatie

    Onder 'beheer' zijn al diverse voorbeelden gegeven van het participeren van bewoners, bedrijven en andere organisaties bij de openbare ruimte. Participatie leidt tot betrokkenheid, meedoen en een gevoel van erbij horen. Participatie kan mensen mobiliseren om zich ergens voor in te zetten. Op dit moment zijn er in Nederland veel voorbeelden van participatie in de openbare ruimte. Denk hierbij aan buurttuinen, verzorgen van openbaar groen of het adopteren van speelplaatsen of kunstobjecten. 

    Ten aanzien van duurzaamheid spelen de sociale aspecten op onder andere de volgende onderwerpen:

    Verlichting

    Goede openbare verlichting is belangrijk voor veiligheid. Verlichting kost echter geld. Nieuwe verlichtingstechnieken zoals led-verlichting reduceren de energiekosten. Verder is het mogelijk om verlichting alleen te laten branden als dat nodig is. Door middel van dimtechnieken en slimme sensoren wordt het energieverbruik verder teruggedrongen. Tenslotte is de kleur van de verlichting van belang. Sommige dieren hebben profijt van groene verlichting. Zie de volgende documenten:

    http://www.youtube.com/watch?v=az9n6gx1Kog

    Beheer van groen

    Door zowel bezuinigingen als door het verbod op chemische bestrijdingsmiddelen bij onkruidbestrijding, nemen de kosten voor onkruidbestrijding toe. De burgers kunnen een rol spelen door in hun woonomgeving bij de dragen aan het beheer. Dat is nuttig en gezellig.

    http://www.youtube.com/watch?v=yrLfTzH1hwc

    In groen verbindt zijn veel voorbeelden opgenomen van projecten waarbij bewoners zelf aan de slag gaan om door middel van groen, sociale verbindingen te maken in hun leefomgeving. 

    Afval

    Wat voor onkruidbestrijding geldt, geldt ook voor zwerfafval. Door het zwerfafval uit de woonomgeving weg te halen, ziet de openbare ruimte er beter uit. De ervaring leert dat er dan ook minder nieuw zwerfafval ontstaat. Als men samen met buurtgenoten aan de slag is, is dat gezellig en draagt bij aan de sociale verbondenheid. 

    http://www.youtube.com/watch?v=PuYt28unLno

    Schouwen

    In het onderwerp 'Beeldkwaliteit'  is beschreven dat burgers een belangrijke rol kunnen hebben bij het beoordelen van hun woonomgeving. Met behulp van de systematiek van beeldkwaliteit, een korte training en een schouwgids, kunnen ze zelf de kwaliteit van de openbare ruimte beoordelen. Enkele voorbeelden van schouwgidsen:

    Een kwalitatief goed ingerichte en onderhouden openbare ruimte nodigt mensen meer uit om naar buiten te komen en activiteiten te ondernemen, meer participatie dus. Het zorgt onder andere voor stijging van woongenot, recreatieve beleveringswaarde en sociaal vertrouwen.

    http://www.youtube.com/watch?v=HSZiETbhevs

    http://www.youtube.com/watch?v=ZtMLaCqNsQo

    Melden

    Burgers willen zeker actief meewerken aan hun woonomgeving. Ze willen gehoord worden als er klachten of suggesties zijn. Een goed contact met de (eventuele) wijkmanager is belangrijk, net als een goed meldsysteem.  Een digitaal meldsysteem via internet is drempelverlagend.

    http://www.youtube.com/watch?v=OD40XdYS-2A

    Duurzame dorpen

    Duurzame dorpen is een netwerk waarin dorpen (en iets groter dan dat) duurzame initiatieven kunnen ontwikkelen. Zo worden duurzaamheid en participatie met elkaar verweven.

    Keurmerken

    Inmiddels zijn er talloze keurmerken die in meer of minder mate iets zeggen over duurzaamheid. Een wegwijzer in dit duurzame bos is de website van Milieucentraal over keurmerken. Hiervoor zijn ook apps gemaakt. Over openbare ruimte zijn maar weinig keurmerken beschikbaar. Hiervoor is wel NL Greenlabel opgericht. 

    Groene schoolpleinen

    Onderwijs over duurzaamheid in een groene omgeving is natuurlijk extra effectief. In opdracht van de VHG is door VU Medisch Centrum het rapport 'Groene schoolpleinen'  (2014) opgesteld. Dit rapport bevat een onderzoek naar de succesfactoren van groene schoolpleinen.