Inhoudsopgave

    Gebiedsontwikkeling

    Samengevat

    Gebiedsontwikkeling bestaat in Nederland vanaf het moment dat men besloot op één plek te blijven wonen en gronden te ontginnen voor landbouw.  Later ging men samenwerken en richtte men bijvoorbeeld waterschappen op. Deze eerste democratische organisaties van Nederland zorgden er voor dat dijken werden aangelegd, en dus voor droge voeten.  De Nederlander ging haar omgeving steeds meer actief aanpassen aan haar eigen behoeftes, waarbij de overheden de regels en ontwikkelrichting bepaalden. 

    Vandaag de dag spelen er ook grote ruimtelijke opgaven in Nederland. Klimaatverandering zorgt bijvoorbeeld voor meer water en dus zijn er wederom ingrepen in de omgeving nodig om droge voeten te behouden: klimaatadaptatie is noodzakelijk. Met het programma Ruimte voor de Rivier wordt een oplossing voor het probleem gezocht. 

    https://www.youtube.com/watch?v=S54sX9LwG5I

    Andere voorbeelden van ruimtelijke opgaven zijn cultureel erfgoed dat leeg komt te staan en de behoefte aan een eigen duurzame energievoorziening, die in combinatie met ruimteschaarste leidt tot de ontwikkeling van windparken op zee. 

    Vroeger maakte men een plan vanuit één vraagstuk, bijvoorbeeld waterveiligheid of verkeer. De term gebiedsontwikkeling staat juist voor een integrale benadering:  men probeert alle (ruimtelijke) opgaven en belangen in een bepaald gebied te vangen in één samenhangend plan.

    Grootschalig grondverzet bij Nijmegen. Foto door Lex Stax

    Zo worden de eerder genoemde doelen vanuit het programma Ruimte voor de Rivier in Nijmegen gekoppeld aan een plan dat de stad ook een grote impuls geeft op het gebied van woningbouw, verkeer, natuur en toerisme & recreatie. 

    https://www.youtube.com/watch?v=aFzJ84x0qrg

    Wetgeving

    Planologie

    Binnen de gebiedsontwikkeling zijn ‘Toelatingsplanologie’ en ‘Ontwikkelingsplanologie’ bekende termen om de positionering van de overheid aan te tonen. Toelatingsplanologie staat voor de wettelijke kaders die de overheid vaststelt waarbinnen men invulling mag geven aan de leefomgeving. Ontwikkelingsplanologie staat voor een actieve inzet van de overheid om antwoord te geven op de ruimtelijke opgaven en kansen die in een bepaald gebied spelen. Dit begrip werd gelanceerd in de 'Nota Ruimte' (2004) van het toenmalige kabinet. 

    Zo is het ruimte voor de rivier-beleid vanuit het Rijk ingezet via een planologische kern beslissing ('Planologische kernbeslissing Ruimte voor de rivier deel 4', Rijksoverheid 2006), dit wordt vervolgens op provinciaal, regionaal en lokaal niveau uitgewerkt en gerealiseerd.  Ruimte voor de rivier is een voorbeeld van klimaatadaptatie.

    Hoewel gebiedsontwikkeling van nature wordt geassocieerd met ontwikkelingsplanologie, kan een gebiedsontwikkeling nooit gerealiseerd worden zonder verankering via het wettelijk instrumentarium van de toelatingsplanologie. De twee begrippen zijn te onderscheiden, maar zeker niet te scheiden.

    De wetten behorende bij toelatingsplanologie worden door de verschillende overheden vast gesteld. 

    Natuur

    Vanuit Europa zorgen bijvoorbeeld de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn dat bijzondere natuurwaarden beschermd worden. Gebieden die door deze regels worden beschermd worden Natura 2000-gebieden genoemd. De ontwikkeling van deze gebieden mag niet ten kosten gaan van de bijzondere ecologische waarden, hetgeen weer beperkingen oproept voor bijvoorbeeld economische ontwikkelingen.

    https://www.youtube.com/watch?v=gLuRo6nneUs

    De bovengenoemde habitatrichtlijn is in Nederland op rijksniveau doorvertaald in de Natuurbeschermingswet  en de Flora- en faunawet. Behalve voor natuur zijn er ook andere randvoorwaardelijke wetten ter bescherming van bijvoorbeeld de archeologische waarden (Wet op de archeologische monumentenzorg) of de bodemkwaliteit (Besluit bodemkwaliteit). Kijk voor de wetgeving rond grondverzet ook bij het onderwerp Grondverzet op deze website. 

    Wet ruimtelijke ordening

    Het wijzigen of vaststellen van ruimtelijke plannen gebeurd op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Vanuit deze wet stellen provincies en gemeenten structuurplannen en bestemmingsplannen vast. Hierin kunnen ondernemers en burgers zien welke ontwikkelingen mogelijk zijn. De structuurplannen en bestemmingsplannen vormen dan ook de basis voor het verlenen van vergunningen. Alle bestemmingsplannen zijn digitaal verzameld op ruimtelijkeplannen.nl.

    https://www.youtube.com/watch?v=ODPNMAwBmj8

    Bestemmingsplan

    Een overzicht van de wetgeving rondom het bestemmingsplan is gegeven in het voorbeeldenboek 'Borging kernkwaliteiten Utrechtse landschappen' (2013) van de provincie Utrecht.

    Omgevingswet

    Ook qua wetgeving benadert men ontwikkelingen steeds meer integraal. Op Rijksniveau wordt momenteel de Omgevingswet ontwikkeld die moet leiden tot vereenvoudiging en modernisering. De wet wordt tussen 2014 en 2018 stapsgewijs ingevoerd en vervangt tientallen wetten en honderden ministeriële regels over ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Voor burgers en ondernemers zal dit uiteindelijk leiden tot het verkrijgen van één ‘omgevingsvergunning’ in plaats van meerdere losse vergunningen. In de Beleidsbrief 'Eenvoudig Beter' (2011) wordt de herziening geschetst.

    Beleid

    Beleid bij gebiedsontwikkelingen wordt op verschillende schaalniveaus gemaakt. De Rijksoverheid maakt beleid op de schaal van ons land en richt zich op nationale belangen zoals energiezekerheid of  bescherming tegen overstromingen. Ook de kwaliteit van infrastructuur is een nationale gelegenheid waarop het Rijk beleidskeuzes maakt. Dit beleid staat in de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (2012). 

    De provincies leggen haar beleid voor gebiedsontwikkeling neer in provinciale omgevingsplannen. Vaak gebeurt dit enerzijds via een visie waarin de provincie aangeeft wat voor haar belangrijk is (vaak structuurvisie genoemd) en anderzijds door het weergeven van concrete standpunten die gemeenten op moeten nemen in haar beleid en planprocedures (via een verordening).  De twee documenten zijn daarom nauw met elkaar verbonden.  Waar de verordening vooral de wettelijke ankers voor het beleid biedt, zit de verbeeldende en ontwerpende kracht hem meer in de structuurvisie. Hier staat een voorbeeld van een structuurvisie

    Ook gemeenten maken ontwerpen, bestaande uit tekst en kaartbeelden. Zie het voorbeeld van de gemeente Nijmegen:

    De kaart is hieronder verkleind weergegeven. 

    Deze structuurvisies vormen ook weer de basis voor beleid dat wordt vastgelegd in wettelijke kaders, zijnde bestemmingsplannen. 

    Hoe het er uit komt te zien

    Wanneer lokale overheden zelf de initiatiefnemer van een gebiedsontwikkeling zijn, maken zij ook gebiedsontwerpen die laten zien hoe een bepaald gebied er uit komt te zien. Papier is daarbij al ouderwets, vaak gaat dit per film.

    https://www.youtube.com/watch?v=cxiw-C0H_I4

    Samenspel

    Gebiedsontwikkeling is tegenwoordig niet enkel meer een spel van overheden die hun plannen uitrollen. Ondernemers en maatschappelijke organisaties nemen een actieve rol aan om hun dromen en doelen te kunnen verwezenlijken. Ontwerpers werken dan ook vaak voor andere partijen voor overheden. De uitvoeringsplannen van deze partijen geven invulling aan visie en beleid van de gemeente of schetsen een gewenste toekomst op basis waarvan de gemeente haar beleid zou moeten wijzigen. 

    Lagenbenadering

    Bij het ontwerp van integrale gebiedsontwikkelingen wordt regelmatig gebruik gemaakt van de lagenbenadering. De lagenbenadering verdeeld de ruimte onder in drielagen; de ondergrond (bodem en water), de netwerken (infastructuur en bijvoorbeeld hoogspanningsleidingen) en de occupatie (menselijke activiteiten zoals wonen, werken, et cetera). Elke laag heeft haar eigen karakteristieken die worden geanalyseerd en vervolgens worden verbonden met de analyse van de andere lagen. Zo worden de onderlinge effecten (die in de occupatielaag veelal een kortere termijn behelzen dan in de ondergrondlaag) inzichtelijk gemaakt.

    Lagenbenadering (Bron: Soilpedia)

    De benadering geeft de prikkel om vanuit de  ondergrondlaag te redeneren en ontwerpen, waardoor het ontwerp een meer duurzaam krijgt. Denk bijvoorbeeld aan de ontwerpen binnen het programma Ruimte voor de Rivier waarbij de occupatielaag zo moet worden ingericht dat er meer ruimte is voor waterberging. De publicatie 'Lagenbenadering' (2010) van het Stadsgewest Haaglanden geeft een uitgebreidere behandeling van de lagenbenadering.

    Op de website Maak de ruimte is er (digitale) ruimte voor discussie en informatie over met name de omgevingswet. In de fase van ontwerp, kan dat erg belangrijk zijn.

    Duurzame verstedelijking

    In de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (2012) wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (2013) is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu opgesteld. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen.
    Deze handreiking is bedoeld om decentrale overheden te helpen de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

    Beheer

    Traditioneel denkt men bij gebiedsontwikkeling aan planvorming en uitvoering. Beheer is veelal het ondergeschoven kindje in deze gedachte. Een strakke organisatorische en financiële scheiding tussen ontwikkeling en beheer is hieraan debet. Na oplevering van het gebouw of de wijk is de ontwikkelaar veelal vertrokken. Onder andere ingegeven door de economische crisis is deze praktijk aan het kantelen. Steeds vaker wordt via rekenmodellen de link tussen de grondexploitatie en de beheerexploitatie gelegd zodat de effecten van ruimtelijke plannen op de financiële huishouding zichtbaar worden. Zo wordt gerekend met de gehele levensduur van het gebouw. Sommigen zijn zelfs van mening dat de bouwers van gebouwen of wijken ook de eigenaar moeten blijven. Het idee hier achter is dat dit zal leiden tot een meer duurzame en bestendige vorm van bouwen.  De financiële benadering zou echter te smal zijn, ook de betrokkenheid van bewoners bij gebiedsontwikkeling (participatie) kan leiden tot de inzet van tijd, kennis en kunde in de beheerfase. Hiermee wordt in Nederland volop geëxperimenteert, zoals bijvoorbeeld middels het concept Creatief Beheer in Rotterdam. 

    https://www.youtube.com/watch?v=fW3pK98G61g&index=2

    Een grote beheeropgave ligt bij de instandhouding van natuurgebieden en cultuurhistorische gebouwen. Mensen zien de waarde, maar deze kan niet direct om worden gezet in geld. De 'Nota Bèlvedère' (1999, o.a. Ministerie OCW) richt zich op het behouden van cultuurhistorie middels het verder doorontwikkelen.  

    Dit kan bijvoorbeeld door nieuwe functies te plaatsen in cultuurhistorische gebouwen. Deze nieuwe functies zorgen voor nieuwe verdienmogelijkheden. Op het gebied van natuur is er ook een zoektocht gaande naar nieuwe verdienmogelijkheden. Zo heeft men in de Ooijpolder een ‘landschapsveiling’ gehouden, door te investeren kan men bijdragen bij aan de verdere instandhouding. 

    https://www.youtube.com/watch?v=QQOKzpvcTRA

    Ook zijn er verscheidene natuurgebieden zoals Het Groene Woud en de Maashorst die samen met een bank ‘streekrekeningen’ ontwikkeld hebben, waarmee men financieel kan bijdragen zonder dat het de rekeninghouder geld kost 

    https://www.youtube.com/watch?v=jyYRprPKma4

    In deze voorbeelden is het beheer wederom niet alleen vanuit geld ingestoken. De initiatieven richten zich ook op betrokkenheid van de mensen.

    Duurzaamheid

    Het begrip duurzaamheid is ook tot in de kleinste vezels van de gebiedsontwikkeling doorgedrongen. En ook bij gebiedsontwikkeling stelt men zich voortdurend de vraag wat het begrip eigenlijk betekent.  Bij de ontwikkeling van woningen is duurzaamheid bijvoorbeeld iets anders dan bij de ontwikkeling van infrastructuur. Rijkswaterstaat geeft in onderstaande film aan dat zij bij de ontwikkeling van snelwegen en waterwegen duurzaam bouwen oppakt als doordacht bouwen. Voor hen zijn daarbij grondstoffen, afval, energie en vormgeving en ruimte de leidende thema’s. 

    https://www.youtube.com/watch?v=AouLJVJpqTI

    Lang heeft men geprobeerd het woord duurzaam te vangen in een uiversele uitwerking. Hieruit komt de benadering van de 3P’s voort (People, Planet & Profit, bedacht door John Elkington).

    Duurzaamheid is het zoeken naar balans tussen de 3P’s. Friso de Zeeuw, Praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft, heeft In 'Duurzame gebiedsontwikkeling: doe de tienkamp!' (2011) de 3 P’s gekoppeld aan de praktijk van gebiedsontwikkeling. Hij maakt een analyse van het brede repertoire aan onderwerpen (zoals bijvoorbeeld water, mobiliteit en gebiedsidentiteit) en komt tot de conclusie dat de ambitie om op alle vlakken van duurzaamheid een ‘10’ te halen tot frustratie leidt. Er mag best een vijfje tussen zit, maar zorg dat je de tienkamp in zijn totaliteit winnend afsluit!  

    Met betrekking tot duurzaam bouwen is ook de BREEAM-systematiek ontwikkeld waarmee de mate van duurzaamheid van gebouwen gescoord kan worden. Zie voor de methodiek BREEAM.

    De ketenbenadering, cradle to cradle of de circulaire economie zijn alle termen die zich richten op een gesloten kringloop. Producten die niet meer gebruikt worden, vormen de grondstoffen voor nieuwe producten: Afval bestaat niet zegt een bekende ondernemer in afval.  Enkele publicaties over cradle to cradle:

    Ook in de gebiedsontwikkeling wordt dit principe van cradle to cradle uitgetest. De verwachting is dat nieuwe technologiën als 3D-printen een impuls geven aan duurzaam bouwen.

    https://www.youtube.com/watch?v=3R1CBFBxuew

    Ladder duurzame verstedelijking

    De ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ (Min. I en M, 2013) is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Deze handreiking ondersteunt decentrale overheden bij de toepassing van de ladder. Zie hier de samenvatting van de ladder.

    Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

    De handreiking is bedoeld voor ambtenaren en bestuurders van de decentrale overheden die ruimtelijke plannen maken en medewerkers van adviesbureaus die betrokken zijn bij de ruimtelijke planvorming van provincies en gemeenten.

    De handreiking laat zien dat de ladder als katalysator kan functioneren in de regionale (de)programmering van de verstedelijking.

    De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen. In deze handreiking worden de treden besproken aan de hand van een aantal thema’s. In het schema is de relatie tussen de treden en de thema’s weergegeven. 

    Weergave van de ladder (versie 2013)

    In juni 2016 heeft de minister van I en M aangekondigd de ladder te gaan vernieuwen en te vereenvoudigen. 

    Landschappen

    Om de kwaliteit van landschappen te borgen, heeft de provincie Utrecht het voorbeeldenboek 'Borging kernkwaliteiten Utrechtse landschappen' (2013) opgesteld. Dit voorbeeldenboek voor uiteenlopende typen landschappen de kwaliteiten weer, én vertaalt deze kwaliteiten vervolgens naar juridisch goed bruikbare teksten. Omdat Utrecht een zeer diverse provincie is qua landschappen, kan het voorbeeldenboek breed in Nederland gebruikt worden.

    Gezondheid bij gebiedsontwikkeling

    De gemeente Utrecht overweegt om gezondheidsadvies verplicht rekening te houden met gezondheidsadvies bij bouwen. In 2012 heeft de gemeente het 'Proceskader Gezondheidsadviezen in ruimtelijke ontwikkelingen voor een gezonde leefomgeving' (2012, Utrecht) opgesteld. Dat moet verplicht gaan worden in deze gemeente. Zie ook duurzaamheid en gebiedsontwikkeling

    Met een dergelijke verplichting ligt de koppeling tussen ontwerp en duurzaam beheer voor de hand.

    In 2014 verscheen het document 'Gezonde verstedelijking' (2014, Rijkswaterstaat). Dit document wordt als richtinggevend gezien voor een ruimtelijke inrichting die rekening houdt met de gezondheid. Diverse aspecten die van invloed zijn op gezondheid worden hier behandeld. 

    Duurzaam beheer

    Met duurzaam beheer wordt bedoeld: het beheer van het gebied dat ontwikkeld is of gaat worden. Dàn wordt duurzaamheid in stand gehouden. Gebiedsontwikkeling kan derhalve niet bijdragen aan duurzaamheid zonder duurzaam beheer

    Die keuze voor duurzaamheid en duurzaam beheer werkt voor het beheer het meest effectief uit als aan twee uitgangspunten invulling wordt gegeven:

    • Combineer functies
    • Sluit de cirkel 'beleid - ontwerp - beheer - monitoring'

    Gebiedsontwikkeling zit in de fase van beleid en ontwerp.

    De bijdrage die stadslandbouw kan leveren aan duurzame gebiedsontwikkeling is beschreven in het rapport 'Stadslandbouw en duurzame gebiedsontwikkeling' (2011) door Arienne de Muynck. 

    Kosten

    Gebiedsontwikkelingprojecten hebben een looptijd van jaren tot tientallen jaren. Dit maakt dat de projecten gevoelig zijn voor macro-economische ontwikkelingen. De precieze kosten zijn dus vaak niet vooraf in te schatten. Dit kan leiden tot verassende meevallers zoals een brug die goedkoper uitvalt vanwege een gedaalde staalprijs.  De laatste jaren hebben we op dit gebied vooral de negatieve effecten gezien van macro-economsiche ontwikkelingen. 

    Vaak spelen gebouwen en grond een grote rol in gebiedsontwikkelingen. Het kostenplaatje bij een dergelijke stedelijke ontwikkeling wordt vervat in een grondexploitatie of opstalexploitatie. Hierin wordt benaderd of bijvoorbeeld een woningbouwontwikkeling geld gaat kosten of opleveren. Deze materie is niet hard. Afwijkingen op de gehanteerde (geschatte) rentepercentages kunnen grote gevolgen hebben voor het financiële reilen en zeilen van een project.

    Sterk veranderende rentestanden tijdens de economische crisis maken dat veel woningbouwprojecten niet langer rendabel worden ingeschat. De woningbouw staat dus stil. Behalve de gederfde inkomsten uit de verkoop van grond en gebouwen betekent dit ook dat gemeenten veel kosten maken omdat zij rente moeten blijven betalen over duur gekochte grond die bestemd was voor ontwikkeling. Veel gemeenten zijn hierdoor de laatste vijf jaar in grote problemen gekomen, zo ook de gemeente Lansingerland.

    https://www.youtube.com/watch?v=l5yD2FhI-sw. 

    De overheid kwam al lang geleden tot de conclusie dat het afwegen van kosten en baten niet slechts financieel van aard moet zijn. De centrale vraag voor de overheid is niet ‘draagt een gebiedsontwikkeling bij aan de winst?’, maar ‘draagt een gebiedsontwikkeling bij aan een vergroting van de maatschappelijke welvaart?’. Men heeft een instrument ontwikkeld om deze totale maatschappelijke waarde te meten, de ‘maatschappelijke kosten batenanalyse’: ofwel de MKBA. 

    In de MKBA worden alle voor- en nadelen van een project (maatschappelijk, sociaal, financieel etc…) op een rij gezet en zoveel mogelijk in geld uitgedrukt. Zo kan het besluit worden onderbouwd vanuit het maatschappelijke rendement.  De uitkkomsten van een MKBA komt nooit in plaats van de politieke besluitvorming maar vormen een gedegen basis voor debat. 

    De MKBA is ontwikkeld voor grote infrastructurele projecten maar wordt inmiddels veel breder toegepast. Er zijn meerdere uitwerkingen over het toepassen van de MKBA bij gebiedsontwikkeling. Enkele voorbeelden staan hieronder:

    De MKBA past heel goed bij de aard van gebiedsontwikkeling omdat het ook uit gaat van een integrale benadering. Dit filmpje van de Wageningen Universiteit over stadslandbouw laat dit goed zien.

    https://www.youtube.com/watch?v=fWTzTzrDjWo

    Van GREX naar MKBA

    De werkinstructie ‘Van GREX naar MKBA’ (Fakton, 2012) schetst de bewerkingen die de grondexploitatie (GREX) moet ondergaan om deze geschikt te maken voor opname in de Maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). De ‘werkinstructie’ werkt voor opstellers van grondexploitaties uit welke gegevens zij moeten aanleveren voor de Maatschappelijke kosten- en batenanalyse en welke bewerkingen deze gegevens zullen ondergaan. Ook werkt de ‘werkinstructie’ voor opstellers uit hoe de grondexploitatie moet worden bewerkt.

    Participatie

    Gebiedsontwikkeling vindt plaats in gebieden waar mensen wonen, werken en recreëren. Zij kennen het gebied vaak op hun duimpje, wat er wel werkt en wat er niet werkt. Het hoge opleidingsniveau in Nederland en het feit dat iedereen kennis kan vergaren (bijvoorbeeld via internet) maakt dat bewoners en gebruikers van een gebied vaak professioneel kunnen bijdragen aan participatie. Veelal blijkt dat zij een sturende kracht vormen naar succes: een gebiedsontwikkeling waarmee de gestelde doelen worden gehaald en die gedragen wordt door haar bewoners en gebruikers.

    Uit onderzoek blijkt dat de extra benodigde input in het proces om iedereen te betrekken, zich uitbetaalt in creatieve oplossingen, soepele procedures en een grote betrokkenheid bij de totstandkoming en het beheer van het gebied. Dat ook de manier waarop participatie gestalte krijgt wordt beïnvloed door de technologische voortgang laat het volgende filmpje over gebiedsontwikkeling vliegveld Twente zien.

    https://www.youtube.com/watch?v=VGgPtHVooFA

    Hoewel participatie, gezien de positieve effecten, een logisch gegeven lijkt, is de ruimtelijke ordening van oudsher een monopolie van de overheid. Het is niet toevallig dat gebiedsontwikkeling iets van de laatste tien jaar is. Want het begrip gaat samen met een verschuiving van hierarchische sturing naar netwerksturing: Ook bewoners en ondernemers hebben recht op ruimtelijk ondernemerschap. Gebiedsontwikkeling gaat uit van gelijkwaardige verhoudingen tussen publieke, private en particuliere partijen.  Onder de noemer ‘uitnodigingsplanologie’ stelt de gemeente zich steeds meer op als partner die ontwikkelingen faciliteert als onderdeel van regisseren in plaats van initieert.

    https://www.youtube.com/watch?v=xY1qdkpRj7g

    Burgerparticipatie is aan een nieuw hoofdstuk begonnen. In 2012 kwam de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met de nota ‘Vertrouwen in burgers’ (2012), een pleidooi voor actievere betrokkenheid van en grotere verantwoordelijkheid voor burgers. In 2013 gebruikte koning Willem-Alexander het woord ‘participatiesamenleving’ in zijn rede en sindsdien gaat het woord rond, vaak in relatie tot het decentraliseren van de zorgtaken.

    http://www.youtube.com/watch?v=puhB2GnLvdY

    Boze tongen beweren dat het niet meer is dan het afschuiven van overheidstaken op burgers in tijden van crisis. Maar veel dorpen hebben de handschoen opgepakt. Een voorbeeld is SPPiLL, een organisatie waarin de ondernemers, verenigingen en bewoners van het kleine dorp Liempde zich verzameld hebben. Gezamenlijk en eigenhandig pakken ze de uitdaging om de het dorp leefbaar te houden op. 

    De tijd zal leren hoeverre de participatie doorontwikkelt en wat hiervan de effecten op de praktijk van gebiedsontwikkeling zullen zijn.

    Screening gezondheidseffecten

    Door bij ruimtelijke ontwikkeling en gebiedsontwikkeling een screening op mogelijke gezondheidseffecten mee te nemen, kunnen reeds in de fase van planvorming mitigerende maatregelen worden genomen. De GGD heeft hiervoor het rapport 'Gezondheidseffectscreening' (2012) opgesteld. Hier hoort logischerwijs monitoring bij.