Inhoudsopgave

    Integraal toegankelijk

    Samengevat

    Thé Lau zong al: "Iedereen is van de wereld, de wereld is van iedereen." Dat geldt eigenlijk ook voor de openbare ruimte. De openbare ruimte is van en voor iedereen. Het is echter niet zo dat de openbare ruimte altijd even goed toegankelijk of bruikbaar is voor iedereen. Daarom zetten we met dit onderwerp 'integrale toegankelijkheid' de mogelijkheden en ervaringen op een rijtje die gaan over de toegankelijkheid van de openbare ruimte voor gehandicapten. Het filmpje laat bijvoorbeeld de problemen zien waar een blinde letterlijk tegenaan loopt in de openbare ruimte. 

    https://www.youtube.com/watch?v=S8RCXbk6EAI

     

    Onder integrale toegankelijkheid voor gehandicapten verstaan we hier de volgende handicaps:

    • Visueel gehandicapt (slecht ziend of blind)
    • Gehoor (slecht horend of doof)
    • Lichamelijke handicap
    • Geestelijke beperking.

    We richten ons uitsluitend op de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte. Andere aspecten van het hebben van een handicap worden hier niet behandeld.

    https://www.youtube.com/watch?v=FtcQzg0nx0k

    Duurzame omgeving

    In het onderwerp duurzaam beheer is de relatie gelegd tussen openbare ruimte en triple P: people, planet, profit. Triple P wordt wel gezien als de basis voor duurzaamheid. De openbare ruimte zo inrichten en beheren dat mensen met een beperking deze ruimte zo goed mogelijk kunnen gebruiken, is een invulling van de eerste P: People. Tevens is het een invulling van participatie

    Nu de bevolking langzaam aan vergrijst, zal de aandacht voor mensen met een beperking steeds belangrijker worden. Beheren is vooruit zien!

    https://www.youtube.com/watch?v=EV-ucnDc25U

    Er is aandacht voor gehandicapten in de regelgeving als het gaat om parkeren (Wegenverkeerswet 1994, artikel 15, lid 1), openbaar vervoer (Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte), gebouwen (Bouwbesluit in artikel 4.25) en in algemene zin voor de openbare ruimte (Burgerlijk Wetboek).

    Het initiatief Alles Toegankelijk wil bijdragen om beperkingen voor gehandicapten weg te nemen, samen met overheden en bedrijven. Daarmee is dit een belangrijke bron van informatie die integrale toegankelijkheid wil realiseren. 

    Wetgeving

    Voor de behandeling van de wetgeving gaan we uit van de volgende aspecten:

    • Parkeren
    • Hulphond en blindengeleidehond
    • Gehandicapten toilet
    • Eisen aan gebouwen
    • Inrichting van de openbare ruimte.

    Parkeren

    Op Rijksniveau is er geen beleid of wetgeving vastgesteld voor de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen door gemeenten. Voor de afweging, toewijzing en aanleg is de gemeente autonoom. De afmetingen van een gehandicaptenparkeerplaats zijn niet wettelijk vastgelegd en ook niet op landelijk niveau bepaald. Ze zijn opgenomen in door CROW opgestelde 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen 2012' (ASVV). Dat is geen wetgeving. Rechters zullen de ASVV 2012 vaak gebruiken bij hun besluitvorming. Zie ook 'beheer'.

    De gemeente heeft te maken met de volgende wetgeving als het gaat om het parkeren van gehandicapten. 

    Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994)
    Op grond van artikel 15, lid 1, van de Wvw 1994 moet voor de aanwijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats een verkeersbesluit worden genomen. Op grond van artikel 18, lid 1 van de Wvw 1994 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een dergelijk verkeersbesluit te nemen.

    Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Babw)
    Op grond van artikel 12 van het Babw moet voor de plaatsing van het vereiste verkeersbord (en bijbehorend onderbord met kenteken) een verkeersbesluit worden genomen.

    Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV)

    In artikel 85 van het RVV 1990 zijn uitzonderingen opgenomen met betrekking tot parkeren van voertuigen met een gehandicaptenparkeerkaart. Dit betreft parkeren in gebieden met gebruik van een parkeerschijf en het bord E1 (parkeerverbod). In artikel 86 wordt geregeld dat parkeerkaarten voor gehandicapten die buiten Nederland zijn afgegeven, ook in Nederland geldig zijn.

    Op grond van het RVV 1990 moet een gehandicaptenparkeerplaats worden voorzien van het in bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, bedoelde verkeersbord E7.

    De gemeente moet op grond van de Wegenverkeerswet 1994 artikel 15 lid 1 een verkeersbesluit nemen voor het mogen aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats. Op grond van de Wegenverkeerswet 1994 artikel 18 lid 1 is het college van burgemeester en wethouders hiertoe bevoegd. Op grond van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) artikel 12 moet er een verkeersbesluit worden genomen voor het plaatsen van verkeersbord E7

    Hulphond en blindengeleidehond

    Er worden vier soorten officiële hulphonden onderscheiden:

    • ADL-hulphond: De afkorting ADL staat voor Activiteiten in het Dagelijks Leven. Een ADL-hond helpt iemand met een lichamelijke beperking
    • Epilepsie-hulphond: De Epilepsie-hulphond is een signaleringshond die speciaal wordt opgeleid voor mensen met epilepsie. De hond is getraind om te waarschuwen en te helpen voor, tijdens en na een aanval
    • PTSS-hulphond: De PTSS-hulphond is een signaleringshond die speciaal wordt opgeleid voor mensen met Post Traumatisch Stress Stoornis (PTSS), waaronder veteranen. Een PTSS-hulphond helpt zijn baas om te gaan met stress veroorzaakt door traumatische ervaringen
    • Therapie-hulphond: Een Therapie-hulphond is getraind om jongeren en kinderen met een verstandelijke beperking en/of ernstige gedragsstoornissen emotioneel en sociaal beter te laten ontwikkelen.

    Hulphond voor een blinde. Bron: Gelreziekenhuizen.nl

    https://www.youtube.com/watch?v=uGwd9SKIiZI

    Openbaar vervoer

    Toegankelijk openbaar vervoer betekent dat mensen met een functiebeperking die zelfredzaam zijn, zelfstandig kunnen reizen met het openbaar vervoer. De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte biedt mensen rechtsbescherming tegen ongelijke behandeling in het openbaar vervoer. De hulphond heeft evenwel op dit moment (zomer 2015) geen bijzondere status als het gaat om vervoer. Het voornemen van de Tweede Kamer is om het Besluit personenvervoer 2000 zodanig te wijzigen, dat hulphonden in het openbaar vervoer niet meer geweigerd mogen worden. Dat betekent dat ze ook niet in taxi's geweigerd mogen worden. In een aantal gemeenten is in de APV geregeld dat mensen met hulphonden in taxi's niet geweigerd mogen worden.

    Gelijke rechten

    Nederland heeft het 'VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap' op 30 maart 2007 ondertekend. Het verdrag is door Nederland op 12 april 2016 geratificeerd. Het Verdrag regelt dat iedereen, met of zonder een beperking, volwaardig kan deelnemen aan de samenleving. Dat houdt in dat voor mensen met een handicap gebouwen, openbaar maar ook websites zonder beperkingen bereikbaar moeten zijn. Er komt nog aanvullende wetgeving om het verdrag juridisch te regelen. In januari 2016 besloot de Tweede Kamer dat gebouwen en bedrijven algemeen verplicht zijn deze voor mensen met een handicap toegankelijk te maken. De verplichting moet ingaan per 1 januari 2017. Het gaat er om dat bedrijven eenvoudige aanpassingen moeten doen zodat gehandicapten overal toegang hebben. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd. 

    Door de Verenigde Naties is het handboek 'From Exclusion to Equality'  uitgegeven in 2007. Dit handboek is bedoeld om parlementariërs te ondersteunen bij het doorvoeren van regelgeving. 

    De Algemene wet gelijke behandeling stelt, conform de naam van de wet, dat iedereen gelijk behandeld moet worden. De gelijkheid van mensen is geregeld in artikel 1 van de Grondwet. De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte regelt dat mensen op grond van ziekte op handicap niet gediscrimineerd mogen worden. Dat heeft ook consequenties voor de fysieke omgeving. De wetgeving betekent dat gebouwen en openbaar vervoer voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Door het weigeren van hulphonden is dat praktisch gezien niet meer zo. Hierover bestaat enige jurisprudentie:

    Gemeenten maken vaak in de APV onderscheid in honden en in officiële hulphonden. Er is geen officiële bij wet geregelde erkenning van wat wél of niet een erkende hulphond is. Honden die zijn opgeleid door een hondenschool die erkend is door de ADEu (Assistance Dogs Europe), ADI (Assistance Dogs International) en/of IGDF (International Guide Dog Federation) worden over het algemeen internationaal erkend. Als men een hond heeft met een andere erkenning, is het dus mogelijk dat de betreffende hond in het buitenland niet wordt erkend als zijnde een hulphond. Aangezien er geen wetgeving is, is er ook geen eenduidigheid over certificering.

    https://www.youtube.com/watch?v=AMrEjdqtigc

    Aansprakelijkheid

    De vervoerders moeten voldoen aan de genoemde wetten. Klanten moeten er voor hun hele reis op kunnen vertrouwen dat de stations toegankelijk zijn en de vervoermiddelen toegankelijk zijn. Anders strandt de reiziger die van A via B naar C wil reizen bij B (of al bij A). Dat kan niet de bedoeling zijn. Dit vraagt om samenwerking tussen de vervoerders. De klant mag immers verwachten dat het openbaar vervoer integraal toegankelijk is. Hier ligt een aansprakelijkheid voor de vervoerders. Dit houdt ook in dat chauffeurs, die veelal erg behulpzaam zijn, soms wat extra moeten doen. 

    Gehandicaptentoilet

    Niet menselijks is de gehandicapte medemens vreemd. In openbare gebouwen zijn gehandicaptentoiletten (die worden in het Bouwbesluit 'integraal toegankelijke toiletruimtes' genoemd) aanwezig. Dit is verplicht conform het Bouwbesluit in artikel 4.25Artikel 4.11 van het Bouwbesluit regelt de minimale afmetingen van het toilet.

    Eisen aan gebouwen

    NEN 1814

    De NEN 1814 norm geeft eisen voor algemeen toepasbare toegankelijkheidsprestaties om te voorzien in de toegankelijkheidsbehoefte van mensen, al dan niet met persoonsgebonden hulpmiddelen zoals een rolstoel of taststok, maar ook een kinderwagen of een koffer. De norm is bedoeld om te worden toegepast bij buitenruimten, woningen en gebouwen. De norm is niet opgenomen in de wetgeving. 

    Bouwbesluit

    De eisen aan openbare gebouwen voor de bruikbaarheid zijn geregeld in hoofdstuk 6 van het Bouwbesluit 2012. Daarbij is onderscheid in nieuwbouw en verbouw van belang. Als een gebouw in het verleden is gebouwd, op een legale manier, dan hoeft het gebouw niet te worden aangepast aan het Bouwbesluit 2012. Dit wordt in artikel 1.12 lid 2 het 'van rechtens verkregen niveau' genoemd. 

    Bij verbouwing speelt het Bouwbesluit 2012 wel een rol. De zaken die gewijzigd worden, moeten voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Voor nieuwe gebouwen, geldt het Bouwbesluit 2012 integraal.

    Eisen voor toegankelijkheid

    Artikel 6.48 regelt in algemene zin dat een gebouw vanaf de openbare weg toegankelijk is voor een persoon met een handicap. Artikel 6.49 stelt technische eisen aan de bereikbaarheid (minimale breedte van het pad, maximale hoogteverschillen van 0,02 m, vrije breedte van minimaal 0,85 m, vrije hoogte van 2 meter).

    Voor het goede beeld: indien een bestaand gebouw hier niet aan voldoet, is er geen wettelijke grondslag vanuit het Bouwbesluit 2012 om te eisen dat het gebouw daar alsnog aan gaat voldoen. 

    https://www.youtube.com/watch?v=-Xo7_aXqWwg

     

    Inrichting van de openbare ruimte

    Net als voor gebouwen geldt voor de openbare ruimte dat de Algemene wet gelijke behandeling en artikel 1 van de Grondwet vragen om gelijke toegankelijkheid voor iedereen. Ook kan de NEN 1814 worden toegepast. De norm geeft eisen voor algemeen toepasbare toegankelijkheidsprestaties om te voorzien in de toegankelijkheidsbehoefte van mensen, al dan niet met persoonsgebonden hulpmiddelen zoals een rolstoel of taststok, maar ook een kinderwagen of een koffer. De norm is bedoeld om te worden toegepast bij buitenruimten, woningen en gebouwen.

    Aansprakelijkheid

    Voor de inrichting van de openbare ruimte kan de eigenaar c.q. beheerder aansprakelijk worden gesteld als de inrichting of het beheer niet voldoen. 

    Wegenwet en Wegenverkeerswet

    Deze wetten leggen de zorgplicht voor het wegonderhoud bij de wegbeheerder. Dat zijn Rijkswaterstaat (rijkswegen zoals snelwegen), provincie (provinciale wegen), gemeente (gemeentelijke wegen), waterschap (wegen die eigendom zijn van het waterschap) en eventuele andere organisaties. Daarbij horen Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten maar ook bedrijven.

    In de Wegenverkeerswet is de zorgplicht als volgt vastgelegd in artikel 2, lid 1:

    Artikel 2

    1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:

    1. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
    2. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
    3. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
    4. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.

    Hierbij is 'a', het verzekeren van de veiligheid op de weg' vanuit integrale toegankelijkheid gezien, het belangrijkste.

    Burgerlijk Wetboek

    In het Burgerlijk wetboek, boek 6, is in artikel 174 lid 1 opgenomen:

    De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.

    In dit artikel is een zogeheten risicoaansprakelijkheid van de wegbeheerder te vinden. De wegbeheerder moet bij de zorg voor voldoende waarborging van de veiligheid van personen en zaken echter in aanmerking nemen, dat niet alle verkeersdeelnemers steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zullen betrachten (zoals in de Wegenverkeerswet is bepaald).

    Aansprakelijkheid bij ongevallen als gevolg van gladheid moet beoordeeld worden op grond van onrechtmatige daad e.e.a. volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 162 stelt:

    1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
    2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
    3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.

    https://www.youtube.com/watch?v=RYE3Y6L5O6c

    Beleid

    Voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte hebben we het bij beleid over de volgende aspecten:

    • Beleid parkeren gehandicapten
    • Individuele gehandicapten parkeerplaats
    • Hulphond en blindengeleidehond
    • Inrichting van de openbare ruimte.

    Eisen aan gebouwen en aan het gehandicaptentoilet zijn hier niet uitgewerkt. Er zijn wettelijke minimum-eisen voor die gehanteerd moeten worden. 

    https://www.youtube.com/watch?v=ezTd67m1ps0

    CROW heeft in 2002 de uitgave 'Richtlijn integrale toegankelijkheid openbare ruimte' uitgegeven. De richtlijn is bedoeld om de openbare ruimte voor iedereen toegankelijk te maken. Met 'integrale toegankelijkheid' wordt bedoeld dat bij het ontwerp en de inrichting van ruimten met zoveel mogelijk verschillende mensen (wat betreft lichamelijke mogelijkheden en beperkingen) rekening wordt gehouden. In 2004 heeft CROW het 'Praktijkboek toegankelijkheid openbare ruimte' uitgegeven. Dit is publicatie 201.

    Beide publicaties zijn in 2014 vervangen door de 'Richtlijn toegankelijkheid'. Dat is publicatie 337.

    https://www.youtube.com/watch?v=XFWMC6SoImM

    22 Regels als basis voor beleid

    Een in Zweden ontwikkelde methode gebruikt de 22 Standaardregels van de VN om beleid te maken voor gemeenten. Concreet houdt dit in: beleid maken door op een gelijkwaardige manier samen te werken met belangenorganisaties en gebruik te maken van de kennis en ervaring van ervarings-deskundigen. De 22 regels die samen de basis vormen voor beleid zijn:

    • Regel 1 – Bevorderen van bewustwording: Overheden moeten actie ondernemen om de samenleving bewust te maken van het feit dat er mensen met beperkingen zijn en daarmee (dus ook) van hun rechten, hun behoeften, hun mogelijkheden en hun bijdragen.
    • Regel 2 – Gezondheidszorg: Overheden moeten garant staan voor het bestaan van doeltreffende medische zorg voor mensen met een beperking.
    • Regel 3 – Revalidatie en Reïntegratie: Overheden moeten zorgen dat er voorzieningen zijn voor de revalidatie en reïntegratie van mensen met een beperking, zodat zij zo zelfstandig mogelijk kunnen (blijven) functioneren.
    • Regel 4 – Ondersteunende diensten en voorzieningen: Overheden moeten de ontwikkeling en de beschikbaarheid van ondersteunende diensten voor mensen met een beperking garanderen, inclusief hulpmiddelen, om hen te helpen het niveau van onafhankelijkheid in hun dagelijks leven te verhogen en hun rechten uit te oefenen.
    • Regel 5 – Toegankelijkheid: Overheden moeten het overkoepelend belang erkennen van toegankelijkheid in het proces van gelijkschakeling van mogelijkheden in alle geledingen van de maatschappij. De overheden moeten voor mensen met beperkingen: (a) actieprogramma’s maken om de fysieke omgeving toegankelijk te maken en (b) maatregelen treffen om hen toegang te verschaffen tot informatie en communicatie.”
    • Regel 6 – Onderwijs: Overheden dienen gelijke kansen als uitgangspunt te erkennen voor basis-, voortgezet en hoger onderwijs in een geïntegreerde omgeving voor kinderen, jongeren en volwassenen met een beperking. Zij moeten waarborgen dat dit onderwijs een geïntegreerd onderdeel is van het onderwijssysteem.
    • Regel 7 – Werkgelegenheid: Overheden dienen het principe te erkennen dat mensen met een beperking in staat moeten worden gesteld om hun mensenrechten uit te oefenen, met name wat werkgelegenheid betreft. Zij moeten op de arbeidsmarkt gelijke kansen krijgen voor productief en betaald werk, zowel op het platteland als in de steden.”
    • Regel 8 – Inkomensbehoud en sociale zekerheid: Overheden zijn verantwoordelijk voor het voorzien in sociale zekerheid en behoud van inkomen voor mensen met een beperking.
    • Regel 9 – Gezinsleven en persoonlijke levenssfeer: Overheden moeten bevorderen dat mensen met een beperking volledig deelnemen aan het gezinsleven. Zij moeten hun recht op een persoonlijke levenssfeer beschermen en erop toezien dat de wet mensen met een beperking niet discrimineert wat betreft seksuele relaties, huwelijk en ouderschap.
    • Regel 10 – Cultuur: Overheden moeten zorgen voor integratie en deelname van mensen met een beperking aan culturele activiteiten op een gelijkwaardige basis.
    • Regel 11 – Sport en recreatie: Overheden moeten maatregelen treffen voor gelijke kansen voor beoefening van sport en recreatie door mensen met een beperking.
    • Regel 12 – Religie: Overheden moeten maatregelen bevorderen die mensen met een beperking in staat stellen gelijkwaardig te participeren in het religieuze leven in hun leefomgeving.
    • Regel 13 – Informatie en onderzoek: Overheden accepteren de eindverantwoordelijkheid voor het verzamelen en verspreiden van informatie over de leefomstandigheden van mensen met een beperking en zij bevorderen uitgebreid onderzoek naar alle aspecten en problemen die het leven van mensen met een beperking bemoeilijken.
    • Regel 14 – Beleidsvorming en –planning: Overheden moeten ervoor zorgen dat rekening gehouden wordt met mensen met een beperking bij alle beleidsvorming en –planning.
    • Regel 15 – Wetgeving: Overheden dragen verantwoordelijkheid om een wettelijke basis te scheppen voor maatregelen die volledige participatie en rechtsgelijkheid waarmaken voor mensen met een beperking.
    • Regel 16 – Economisch beleid: Overheden dragen de financiële verantwoordelijkheid voor nationale programma’s en beleid voor het scheppen van gelijke kansen voor mensen met een beperking.
    • Regel 17 – Coördinatie van werkzaamheden: Overheden zijn verantwoordelijk voor het oprichten en versterken van nationale coördinatiecentra die moeten functioneren als expertisecentrum voor vraagstukken over beperkingen.
    • Regel 18 – Organisaties van mensen met beperkingen: Overheden moeten het recht erkennen van belangenorganisaties om mensen met beperkingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau te vertegenwoordigen. Overheden moeten ook de adviserende rol erkennen van deze organisaties bij de besluitvorming over het beleid.
    • Regel 19 – Training van personeel: Overheden zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van doelmatige training op ieder niveau van personeel dat betrokken is bij de planning en voorbereiding van programma’s en voorzieningen voor personen met beperkingen.
    • Regel 20 – Nationale controle op en evaluatie van beleidsprogramma’s in het kader van de 22 Standaard Regels: Overheden zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van doelmatige training op ieder niveau van personeel dat betrokken is bij de planning en voorbereiding van programma’s en voorzieningen voor personen met beperkingen.
    • Regel 21 – Technische en economische samenwerking: Overheden in geïndustrialiseerde landen én ontwikkelingslanden hebben de verantwoordelijkheid om samen te werken om maatregelen te nemen voor het verbeteren van de leefomstandigheden van mensen met een beperking.
    • Regel 22 – Internationale samenwerking: Overheden moeten actief deelnemen aan internationale samenwerking voor beleid voor gelijke kansen voor mensen met een beperking.

    Beleid parkeren gehandicapten

    Een aantal gemeenten heeft beleid gemaakt voor het parkeren voor gehandicapten. Enkele voorbeeld staan hieronder:

    De essentie van het beleid van veel overheden is:

    • Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen op straat: Het door CROW opgestelde 'Handboek parkeren' (2012) geeft aan dat bij publieke voorzieningen zoals een bibliotheek of een gemeentehuis 5% van het parkeeraanbod moet bestaan uit algemene gehandicaptenparkeerplaatsen. Als er sprake is van een groot openbaar parkeerterrein of parkeergarage moet per 50 gewone parkeerplaatsen 1 gehandicaptenparkeerplaats worden gerealiseerd (= 2%). Naast ruimere afmetingen mogen ze maximaal op 100 meter afstand liggen tot de ingang van het gebouw. Bij gebouwen die voor gehandicapten toegankelijk moeten zijn, zoals ziekenhuizen, is deze afstand idealiter minder dan 50 meter. Dat is geen wetgeving. Rechters zullen CROW-publicaties vaak gebruiken bij hun besluitvorming.
    • Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen in parkeervoorzieningen: In de NEN 2443 staat de aanbeveling om 1% van de openbare parkeerplaatsen in een parkeervoorziening uit te voeren als algemene gehandicaptenparkeerplaats, met een minimum van 1 parkeervak. De NEN 2443 verwijst ook naar de NEN 1814, die eisen geeft voor de toegankelijkheid met bijvoorbeeld een rolstoel of een taststok. NEN 1814 stelt dat minimaal 2% van de totale parkeercapaciteit als algemene gehandicaptenparkeerplaats moet zijn uitgevoerd. Ook CROW hanteert de richtlijn van 1 algemene gehandicaptenparkeerplaats op 50 reguliere parkeerplaatsen (oftewel 2%) op parkeerterreinen en in parkeergarages. 2% wordt soms nogal ruim gevonden.

    Individuele gehandicapten parkeerplaats

    Bij elke gemeente kan een gehandicapte een parkeerplaats aanvragen voor haar of zijn auto. De auto hoeft geen eigendom te zijn (denk aan lease-auto of de auto van de partner). De plaats wordt verstrekt op basis van een medisch advies. De gemeenten hebben hierover hun eigen beleid. Enkele voorbeelden hiervan:

    https://www.youtube.com/watch?v=u2PVL7YObxc

    Gehandicaptenparkeerkaart

    Een persoon met een handicap kan een gehandicaptenparkeerkaart aanvragen bij de gemeente waar men is ingeschreven in de Basisregistratie personen.

    Bestuurderskaart

    Zo'n parkeerkaart kan een bestuurder van een auto verkrijgen als verkrijgen men:

    • zelf auto rijdt
    • niet meer dan 100 meter kan lopen met hulpmiddelen zoals een stok of krukken.

    Op een dergelijke bestuurderskaart staat een 'B'. Een medisch onderzoek kan noodzakelijk zijn. 

    Passagierskaart

    Als men gehandicapt is maar men kan niet zelf rijden, dan kan men een 'passagierskaart' aanvragen. Een passagierskaart kan men verkrijgen als:

    • met een ander meerijdt
    • met hulpmiddelen als een stok of krukken niet meer dan 100 meter kunt lopen
    • de hulp van de bestuurder nodig heeft bij vervoer van deur tot deur
    • Kinderen kunnen ook in aanmerking komen voor de passagierskaart. Zij moeten aan dezelfde voorwaarden voldoen.

    Op de passagierskaart staat een 'P'.

    Gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen

    Instellingen waar gehandicapten verblijven kunnen voor het vervoer van de bewoners een gehandicaptenparkeerkaart aanvragen. Op een gehandicaptenparkeerkaart voor een instelling staat een hoofdletter 'I'.

    De diverse parkeerkaarten zijn maximaal 5 jaar geldig. Gemeenten brengen vaak leges in rekening voor de aanvraag van de kaart. De gemeente mag zelf de hoogte van de leges bepalen. De gehandicaptenparkeerkaart is ook in een aantal landen buiten Nederland geldig. Elk land heeft eigen voorwaarden. Daar dient men zich aan te houden. 

    Uiteraard dient men zich te houden aan de bebording en de verkeersregels. 

    Mantelzorgers

    In een aantal gemeenten is het mogelijk dat mantelzorgers voor gereduceerd tarief kunnen parkeren. Hierin voert elke gemeente haar eigen beleid. Mantelzorg is zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen.

    Betaald parkeren?

    Soms mag men met een gehandicaptenparkeerkaart gratis parkeren en soms moet men een parkeerschijf gebruiken. Dit is dan, als het goed is, ter plaatse aangegeven. De gedachte achter gratis parkeren is dat het voor gehandicapten soms lastig is om de parkeermeter te bedienen. Ook de afstand tot de parkeerautomaat kan een probleem zijn. Als het parkeren gratis is, dan valt deze problemen weg.

    Het komt regelmatig voor dat het niet duidelijk is of er wél of niet betaald moet worden. Hier wordt aanbevolen om dit duidelijk zichtbaar te maken. Niet alleen op een website maar vooral op een bord, ter plekke. Goed zichtbaar en goed leesbaar en op de goede hoogte. 

    Als er betaald moet worden, dan moet de parkeerautomaat bereikbaar zijn voor de gehandicapte. Hinderpalen zijn: te hoog, ver weg, niet goed zichtbaar, stoepje voor de automaat, ontbrekende oprit. Gewoon praktische zaken die met praktijkervaring zijn op te lossen. Hier is samenwerking met een lokale gehandicapten-organisatie een goede oplossing. 

    Parkeernorm

    Bij openbare gebouwen, functies die voor gehandicapten toegankelijk zijn en aangepaste woningen dient tenminste 1 gehandicaptenparkeerplaats gerealiseerd te worden. De gehandicaptenparkeerplaatsen dienen zo dicht mogelijk bij de (hoofd)ingang van een gebouw te liggen. De maximale afstand tot de ingang bedraagt 50 meter. Publieke voorzieningen dienen tenminste 5% van de parkeerplaatsen als gehandicaptenparkeerplaatsen in te richten. Als er sprake is van een groot openbaar parkeerterrein of parkeergarage moet per 50 gewone parkeerplaatsen 1 gehandicaptenparkeerplaats worden gerealiseerd (= 2%). 

    Hulphond

    De hulphond komt  aan de orde in het gemeentelijk beleid bij hondenpoep. In de meeste APV's is geregeld dat de verontreiniging door honden (hondenpoep dus) niet door een eigenaar van een hulphond opgeruimd hoeft te worden. Onder een hulphond wordt dan verstaan een gekwalificeerde blindengeleidehond of een sociale hulphond. Opruimen mag, indien dat mogelijk is, natuurlijk wel. Ten aanzien van de plicht om aangelijnd lopen wordt ook daarvoor  in de APV vaak een uitzondering gemaakt voor hulphonden.

    https://www.youtube.com/watch?v=0ehPoi7FWuQ

    De gemeente is vrij om hierin eigen beleid te maken. Het beleid zoals hierboven beschreven, is het meest gangbare beleid. 

    Inrichting van de openbare ruimte

    De inrichting van de openbare ruimte is zeer divers. Onder 'beheer'  zijn voorbeelden van handboeken en richtlijnen voor ontwerp opgenomen. De CROW-publicatie 'Richtlijn toegankelijkheid' (publicatie 337) is een belangrijk handvat voor het beleid van de gemeente. De wetgeving dwingt de beheerder/eigenaar om de openbare ruimte voor iedereen toegankelijk te maken. Hierin zijn natuurlijk nog niveaus te onderscheiden: voldoen aan het minimum of maximaal inspannen voor integrale toegankelijkheid. Hier ligt de rol van de gemeente: welk niveau streeft men na?

    Shared space

    Als men bij de inrichting van de openbare ruimte gebruik wil maken van shared space, dan dient men hierin ook de belangen van de gehandicapten te betrekken. Shared space is een prachtige manier om verkeersveiligheid en inrichting van de openbare ruimte met elkaar te verweven. Echter, gehandicaptenorganisaties wijzen op de nadelen van shared space:

    Gehandicapten blijven soms onderbelicht bij de inrichting van de openbare ruimte en de wegen volgens shared space. De beheerder kan zelf het beleid ten aanzien van shared space bepalen.

    Internationaal toegankelijkheidssymbool

    Het Internationaal Toegankelijkheidssymbool (ITS) laat zien dat een pand toegankelijk is voor bijvoorbeeld rolstoelgebruikers. Dit keurmerk wordt ook gebruikt om aan te tonen dat een bedrijf volgens de toegankelijkheidscriteria is opgeleverd. Een bedrijf  laat hiermee zien dat de toegankelijkheid voor iedereen gewaarborgd is en het bedrijf de verantwoordelijkheid neemt richting zijn of haar klanten met een beperking.

    Het Internationaal Toegankelijkheidssymbool (ITS) wordt  in het Nederlands ook wel het rolstoelsymbool genoemd. Het symbool is in 1971 in Nederland ingevoerd. De ITS keuringen worden uitgevoerd door het Projectbureau Toegankelijkheid, als onafhankelijk keuringsinstituut opgericht door de CG Raad. Het ITS keurmerk en het Handboek voor Toegankelijkheid zijn niet verplicht voor openbare gebouwen. Zelfs niet voor scholen.

    https://www.youtube.com/watch?v=JciVpoMRuTo

    Integrale toegankelijkheid bevindt zich op het snijvlak van ontwerp en beheer. Dat betekent: om goede integrale toegankelijkheid te realiseren en in stand te houden, is interne samenwerking bij de beheerder noodzakelijk. Intern afschuiven betekent in de praktijk dat de praktische problemen bij de gehandicapte komen te liggen. 

    De ITS-criteria zijn hieronder verkort weergegeven aangaande bestrating en parkeerplaatsen.

    Looproute

    • Er dient vanaf de rijbaan tot de entree van het object een looproute te zijn.  Deze looproute bevindt zich, waar mogelijk, niet op de rijbaan. Indien er sprake is van een algemene Invaliden parkeerplaats (AIP), dient er ook een looproute vanaf deze parkeerplaats tot de entree van het object te zijn
    • De breedte van de looproute moet ten minste 1,20  m te zijn. Bij vernauwingen in de looproute moet de vrije doorgang ten minste 0.90 m zijn over een afstand van maximaal 1,20 m. Denk bij het ontwerpen aan fietsenrekken, reclameborden, bomen, lantaarnpalen, Amsterdammertjes, verkeersborden, enz. Hoogteverschillen tot maximaal 20 mm zijn toegestaan
    • Afmetingen: De breedte en de vrije doorgang van de trottoirverlaging moet minimaal 1,20 m te zijn
    • Hoogteverschillen: Een hoogteverschil tot 100 mm in de looproute dient overbrugd te worden met een trottoirverlaging (helling) die niet steiler mag zijn dan 1 : 10.  

    Parkeerplaatsen:

    • Rolstoelgebruikers hebben bij het in- en uitstappen ruimte nodig. Als zij met hun rolstoel naast de auto kunnen komen, dan is daar een parkeerplaats voor nodig die 1,5 x de breedte heeft van een gewone parkeerplaats
    • Afwerking: De parkeerplaats moet uitgevoerd zijn met materiaal dat een horizontaal, vlakliggend, stroef en aaneengesloten oppervlak vormt (buiten het bereik van putjes e.d.). 
    • Op openbaar terrein moet de AIP worden aangegeven met verkeersbord E7. Op privé terreinen zijn andere borden toegestaan

    Er zijn ook criteria voor bouwkundige elementen in gebouwen en eisen aan bouwkundige ruimten. Zie voor de volledige informatie www.kombeterbinnen.nl.

    Preventief

    Een handicap hebben is natuurlijk niet leuk. De openbare ruimte zo inrichten dat er geen handicaps ontstaan is daarom ook belangrijk. Bekend voorbeeld is de onderplank bij vangrails (of beter: verkeersgeleiderails). Op de volgende foto ziet u een vangrails met daaronder een extra 'plank'. Daardoor kan een ongelukkige motorrijder niet onder de vangrail doorschuiven en de staander raken. De staanders zijn dan zeer gevaarlijk.

    Onderplank bij vangrails. Bron: Motorfreaks.nl

    Op de volgende foto staat een cable barrier. Een zeer geschikt alternatief voor een vangrail om auto's op te vangen. Voor onfortuinlijke motorrijders echter levensgevaarlijk. Een goed ontwerp van de openbare ruimte kan nieuwe gehandicapten voorkomen. 

    Cable barrier. Bron: Fantv.nl

    Enkele vuistregels

    Voor een goed ontwerp van de openbare ruimte, gericht op preventie van ongevallen, kunnen de volgende uitgangspunten worden gebruikt:

    • Voorkom onoverzichtelijke situaties
    • Voorkom onverwachte situaties
    • Beperkt hoogteverschillen in het wegdek
    • Gebruik kleurverschillen
    • Voorkom scherpe hoeken en voorwerpen waardoor verwondingen kunnen ontstaan
    • Zorg voor goede verlichting
    • Zorg voor goed onderhoud.

    Beheer

    Handboeken en andere documenten

    Door gemeenten is serieus werk gemaakt van een integraal toegankelijke openbare ruimte. De volgende documenten zijn hiervoor goed bruikbaar:

    De Checklist Toegankelijkheid Openbare Ruimte (2012) van de gemeente Amsterdam geeft in overzichtelijke tabellen weer wat de aandachtspunten zijn per type openbare ruimte. Handig! De volgende figuur geeft dat weer.

    Checklist Bron: Gemeente Amsterdam (2012)

    Zo is snel te zien waar aandacht aan gegeven moet worden. N.b.: Als de figuur niet te lezen is: klik op de link onder de figuur.

    Combinatie van voorzieningen

    Wat goed bedoeld is voor de een, kan lastig zijn voor de ander. Blindegeleidestroken (geribbelde tegels voor blinden en slechtzienden) zijn natuurlijk nuttig als je slecht ziet. Echter, voor rolstoelgebruikers zijn zulke stroken bijzonder lastig en hinderlijk. Een glad wegdek is voor rolstoelgebruikers natuurlijk ideaal maar bijzondere lastig voor visueel gehandicapten.

    Dat betekent dat het nogal lastig is om, zonder goede kennis van de praktijk, de openbare ruimte zodanig in te richten dat hier voor àlle gehandicapten een zo goed mogelijke situatie wordt bereikt. Hier is samenwerking met lokale gehandicaptenorganisaties weer aan te bevelen. 

    https://www.youtube.com/watch?v=huzhceEwJgU

    Er zijn in Nederland op gemeentelijk niveau gehandicapten-organisaties en andere organisaties die zich bezig houden met integrale bereikbaarheid. Ook zij stellen nuttige documenten op aangaande de toegankelijkheid. Enkele voorbeelden van documenten die nuttig zijn voor de openbare ruimte:

    Door de gehandicapten zelf

    De Belangengroep Gehandicapten Haarlemmermeer heeft in haar 'Inrichting Openbare Ruimte'  veel suggesties opgenomen over hoe de omgeving voor gehandicapten zo toegankelijk mogelijk in te richten. De onderstaande cursieve teksten zijn daar uit over genomen.

    Algemeen

    De routes dienen veilig te zijn. Daartoe dienen ze in het dwarsprofiel te worden ingepast. Dit kan gebeuren op het trottoir, het fietspad of op wegen met een woonfunc­tie.
    Alle routes dienen zo veel mogelijk in twee richtingen te kunnen worden gebruikt. Dit betekent doorgaans dat de trottoirs en/of fietspaden aan beide zijden van de weg moeten worden aangepast.

    1. De routes dienen zoveel mogelijk bestemmingen aan te doen.
    2. De routes dienen een goede aansluiting te hebben op het openbaar vervoer.

    Bestrating

    Minimale eisen

    • aan één kant van de weg moet er een trottoir aanwezig zijn.
    • trottoirs moeten regelmatig, stroef en aaneengesloten zijn.
    • het trottoir dient goed vlak te zijn.
    • de vrije doorloop op het trottoir moet minstens 1200 mm. breed zijn exclusief de    opsluitrand (bij voorkeur 1800 mm.)
    • zijn er obstakels in het trottoir aanwezig, zoals lichtmasten en verkeersbor­den, dan dient een vrije doorgang van ten minste 900 mm. breed aanwezig te zijn. 

    Aanvullende eisen

    • de doorloophoogte op het trottoir dient minstens 2300 mm. te zijn.
    • zijn er obstakels in het trottoir aanwezig zoals lichtmasten, verkeers­borden, dan moeten deze voorzien worden van een contrasterende band voor slechtzien­den op een hoogte van 1,50 m.
    • rond obstakels die, door middel van de witte stok en/of vanwege het geringe kleurcontrast met de omgeving, niet kunnen worden waargenomen, dient een waarschuwingsmarkering te worden­ aangebracht van een 600 mm. brede strook van speciaal daarvoor bestemde tegels.
    • ten behoeve van blinden en slechtzienden dient bij het ontbreken van een verticale geleiding, een geleide- of gidslijn te worden aangebracht, volgens de laatste richtlijnen van Viziris. (Voorheen: de Federatie Slechtzienden- en Blindenbelang).

    Middengeleiders

    • Een middengeleider moet over een breedte van 1,50 m doorrijdbaar zijn voor rolstoelgebruikers bij een opsteldiepte van 1,50 m
    • Voor visueel gehandicapten moet er op de middengeleiders een markering aangebracht worden in een contrasterende kleur en uitgevoerd in ribbelte­gels

    Rustpunten

    • langs de gehele route moeten waar mogelijk rustpunten aangebracht worden voor mensen met een verminderd uithoudingsvermogen.

    Verlichting

    • Langs het gehele trottoir moet openbare verlichting aanwezig zijn om valpartijen te voorkomen en vanuit het oogpunt van sociale veiligheid.

    Parkeerplaatsen

    • Er moeten voldoende algemene invalidenparkeerplaatsen zijn (gemiddeld 1 per 50 reguliere plaatsen) op een loopafstand van maximaal 50 meter tot de bestemming
    • Er moet een op- en afrit aanwezig zijn (zie pagina 8) 
    • De maatvoering moet voldoen aan de eisen van de landelijke norm. 

    Halteplaatsen openbaar vervoer

    • Er dient een rustplaats aanwezig te zijn met een zitbankje op circa 500-550 mm  hoogte

    Overzichtelijkheid

    • Voor slechthorenden dienen kruispunten overzichtelijk te worden gemaakt, dit kan onder andere door het creëren van zogenaamde vrije uitzicht hoeken.

    Inrichtingsvoorwaarden op details

    Trottoirs en Voetpaden

    • Trottoirs en voetpaden dienen in dwarsrichting zo vlak mogelijk uitgelegd te zijn met een zo gering mogelijk afschot
    • Trottoirs en voetpaden dienen, exclusief de trottoirbanden, minimaal 1200 mm. doch bij voorkeur 1800 mm. of breder te zijn
    • Daar waar er door straatmeubilair een plaatselijke versmalling ontstaat, zal de vrije doorgang hiervan altijd nog minimaal 900 mm. moeten bedragen
    • Extra aandacht dient uit te gaan naar de vrije doorgang ter plaatse van een bushalte, 900 mm. zal ook hier de, minimaal vereiste, breedte voor de vrije doorgang zijn
    • Ter plaatse van de gebruikelijke oversteekpunten zullen trottoirs voorzien moeten zijn van invaliden op- en afritjes
    • De vrije hoogte boven het loopoppervlak dient minimaal 2300 mm. te bedragen. Let hierbij vooral op zonneschermen, uithangborden en overhangend groen
    • Trottoirs dienen gevrijwaard te zijn van drempels en andersoortige hoogte verschillen, ook ter plaatse van winkels en openbare gebouwen
    • Trottoirs langer dan 75 meter dienen voorzien te zijn van minimaal één vlakke ruimte van 1800 bij 1800 mm, dit om het omkeren met de rolstoel mogelijk te maken
    • Daar waar sprake is van een oversteek over een wat drukkere verkeersweg, dient de aandacht gevestigd te worden op de wenselijkheid tot het aanbrengen van een extra  voorziening in de bestrating van het trottoir, als waarschuwingsmarkering voor blinden en slechtzienden. Hiervoor worden de speciale tegels met noppenpatroon aanbevolen
    • Straatmeubilair dient zo dicht mogelijk tegen de trottoirbanden of de rooilijn van de openbare buitenruimte geplaatst te worden
    • Gevels etc. worden door blinden en slechtzienden gebruikt als gidslijn. Dus hier nooit straatmeubilair plaatsen
    • Daar waar auto in- en uitritten over het trottoir gerealiseerd worden, dient men gebruik te maken van speciaal daarvoor bestemde trottoirbanden en zal de verdere bestrating volkomen vlak moeten aansluiten op het doorlopende trottoir
    • Bij schouwen van openbare buitenruimten, dienen trottoirs en voetpaden nauwkeurig geïnspecteerd te worden op losliggende bestrating en/of omhoog komende boomwortels
    • Plaats bloembakken en fietsparkeerbeugels niet in de (logische) looplijn van een trottoir of plein
    • Worden fietsparkeerbeugels langs gevels van gebouwen of winkels geplaatst, dan zal er na plaatsing van een fiets een vrije ruimte moeten resteren van minimaal 1200 mm. en dient uitvoerig bekeken te worden in hoeverre deze voorziening een eventueel aanwezige geleidelijn voor slechtzienden kan verstoren
    • Het komt voor dat men op straathoeken betonnen voorzieningen plaatst, om parkeren tegen te gaan. Voor slechtzienden is dit gevaarlijk, omdat ze qua kleur wegvallen tegen de omgeving. Is plaatsing onvermijdelijk, dan dienen deze voorzieningen door een opvallende kleur gemarkeerd te worden en dienen zij op een onderlinge afstand van minimaal 1200 mm. geplaatst te worden om de doorgang voor rolstoelen niet te belemmeren
    • Roosters in een loopvlak geplaatst mogen een maaswijdte hebben van maximaal 20 mm. en zullen dwars op de looprichting geplaatst moeten worden
    • Voetpaden in openbare parken, tuinen en bosgebieden dienen degelijk verhard te zijn en zoveel mogelijk gevrijwaard van oneffenheden. Uit budget overwegingen wil men nog wel eens overgaan tot het aanleggen van schelpengrindpaden en/of zgn. graspaden. Deze zijn echter onbegaanbaar voor rolstoelen en daarom voor ons niet acceptabel. 

    Invaliden op- en afritjes

    • Bij een oversteekplaats dienen aan weerszijden op- en afritjes aangelegd te worden, tenzij een verkeersdrempel een gelijkvloerse oversteek mogelijk maakt
    • Er moet wel op worden gelet, dat de op- en afritjes recht tegenover elkaar liggen, zodat een korte en veilige oversteek mogelijk is
    • Bij een op- en afrit dient op het trottoir een vrije ruimte te zijn van 1500 X 1500 mm om het manoeuvreren met de rolstoel mogelijk te maken
    • De helling van een op- en afrit mag variëren van 1:10 tot 1:20. Hoe flauwer de helling is, des te beter bruikbaar de op- en afrit zal zijn
    • Is het trottoir voorzien van een geleide lijn voor blinden en slechtzienden, dan dient deze op het midden van een op- en afrit aan te sluiten. Daarbij zou het wenselijk zijn als de geleidelijn, dwars over de rijweg, doorgetrokken zou kunnen worden naar de tegenoverliggende op- en afrit
    • Voorkomen dient te worden dat nabij een op- en afrit, een opstelplaats voor rolemmers gesitueerd wordt. Een veel voorkomend euvel dat de doorgang voor rolstoelgebruikers en kinderwagens zeker twee dagen per week ernstig belemmert
    • In onderstaande schets wordt aangegeven hoe op- en afritjes in kruispunten geplaatst kunnen worden. De voorkeur gaat uit naar een opstelling zoals aangegeven voor een wijkweg, daar dit een veiligere oplossing betekent dan die voor de buurtweg. Op een op- en afrit in de bocht van een straathoek zijn andere weggebruikers niet bedacht en dat kan tot nare situaties leiden.

    De bovenste constructie heeft onze voorkeur.

    Varianten voor invalidenoversteek. Bron: BGH 2008

    En soms gaat het ondanks de goede bedoelingen toch mis... Het filmpje laat zien hoe het echt niet moet. 

    https://www.youtube.com/watch?v=DROh8Cpvpww

    Gehandicaptenparkeerplaatsen

    Afmetingen van parkeerplaatsen

    De door CROW in de 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen 2012' (ASVV) geadviseerde afmetingen van een gehandicaptenparkeerplaats zijn als volgt:

    • Voor langsparkeren: 3,50 m x 6,00 m (7,50 m als achter wordt in- en uitgestapt)
    • Voor haaks parkeren: 3,50 m (3,00 m. bij een vrije uitstapstrook naast het parkeervak) x 5,00 m
    • Voor gestoken parkeren: 3,50 m (3,00 m bij een vrije uitstapstrook naast het parkeervak) x 5,15 m (60°) of 4,85 m (45°) of 4,20 m (30°).

    De volgende schets geeft inzicht in de achtergronden van de afmetingen.

    Afmetingen van gehandicaptenparkeerplaats. Bron: Partoer 2008

    Gehandicaptentoilet

    De NEN 1814 norm geeft eisen voor algemeen toepasbare toegankelijkheidsprestaties om te voorzien in de toegankelijkheidsbehoefte van mensen, al dan niet met persoonsgebonden hulpmiddelen zoals een rolstoel of taststok, maar ook een kinderwagen of een koffer. De norm is bedoeld om te worden toegepast bij buitenruimten, woningen en gebouwen.
    De volgende cursieve tekst over het gehandicaptentoilet is afkomstig van www.wijzijnzet.nl.

    Het volgende filmpje (klik links op het blauwe woord filmpje) is illustratief. 

    Toegang

    De vrije doorgang tot de ruimte dient ten minste 85 cm te zijn, zodat in ieder geval een standaardrolstoel de ruimte in kan. En de deur moet naar buiten toe openen. De deur dient voorzien te zijn van een aantrekbeugel, zodat rolstoelgebruikers eenvoudig de deur zelf kunnen sluiten.

    Alarminstallatie

    In het gehandicaptentoilet moet een alarminstallatie aanwezig zijn. Mocht er iemand onwel worden in de ruimte, dan kan er door een eenvoudige handeling assistentie worden opgeroepen.

    Toilet

    Speciaal voor rolstoelgebruikers en ouderen is de toiletpot verhoogd en dieper uitgevoerd. Aan weerszijden van de toiletpot dienen beugels geplaatst te worden voor steun bij de transfer.

    Wastafel

    De wastafel in de ruimte dient op een dusdanige hoogte geplaatst te zijn, dat een rolstoelgebruiker de wastafel kan gebruiken zonder met zijn of haar knieën tegen de wastafel of sifon aan te komen. Hang een spiegel op de juiste hoogte boven de wastafel.  

    Tekening: Afmetingen gehandicaptentoilet. Bron: www.wijzijnzet.nl

    ​LIOR

    In de LIOR zijn de uitgangspunten opgenomen voor de inrichting van de openbare ruimte. Hierin zal daarom ook aandacht besteed moeten worden aan het realiseren van een buitenruimte waar ook gehandicapten zich goed en veilig kunnen bewegen. De eerder genoemde documenten en uitgangspunten, zullen in de LIOR verwerkt moeten zijn. Dan worden deze oplossingen 'automatisch' onderdeel van de openbare ruimte. Voor de volledigheid wordt hier herhaald: werk samen met de gehandicaptenorganisatie bij het ontwerpen en beheren van de openbare ruimte. Zij zijn de échte deskundigen. 

    https://www.youtube.com/watch?v=m1I1phAGTlU

    Duurzaamheid

    Duurzaam, dan hebben we het people, planet, profit. In het onderwerp duurzaamheid gaan we nader in op duurzaamheid. Maar de essenties van duurzaamheid betekenen dat het beheer zodanig wordt uitgevoerd dat geen negatieve invloed heeft op het milieu. Het volgende plaatje geeft dat aan.

    People, planet, profit. Bron: Gertjanschop.com

    'People' is daarmee één van de drie pijlers van duurzaamheid. De omgeving (of breder: de maatschappij) moet leefbaar en billijk zijn. Dat betekent dat mensen met een handicap, deel moeten uitmaken van de maatschappij. Duurzaamheid is dus meer dan alleen letten op milieu-aspecten, participatie of duurzame energie

    In duurzaam beheer is een stappenplan uitgewerkt om milieu-, sociaal en kosten met elkaar in balans te brengen. Hierin is sociaal net zo belangrijk als milieu en kosten. Duurzaamheid gaat uit van een balans tussen deze drie pijlers van duurzaamheid.

    Kosten

    Voor de kostenposten gaan we uit van:

    • Kosten voor het aanpassen van de openbare ruimte
    • Kosten voor aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats.

    Kosten voor aanpassingen bij mensen thuis, valt buiten de scope van het onderwerp op Publicspaceinfo.nl. Dit zit in de hoek van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

    Aanpassen van de openbare ruimte

    De overheid heeft onder andere als taak om te zorgen voor de openbare ruimte. Deze zorg houdt in dat de openbare ruimte op orde is, voldoet aan de wensen van de burgers en goed wordt onderhouden. Ook houdt dit in (zie wetgeving) dat de openbare ruimte voor iedereen toegankelijk is. 

    De kosten voor de aanpassingen (c.q. kosten voor een gewijzigd ontwerp) zijn voor rekening van de beheerder.

    Bijzondere situaties kunnen ontstaan rond bijvoorbeeld een zorgcentrum of een vergelijkbare inrichting. Hier zal meer dan gemiddelde aandacht noodzakelijk zijn voor de juiste aanpassingen. Een verrekening van de extra kosten met deze instelling en de gemeente, kan dan zeker mogelijk zijn. Zoiets kan ook het geval zijn bij een winkelcentrum.

    https://www.youtube.com/watch?v=orwCJuNOoLg

    Aanvraag gehandicaptenparkeerplaats

    De gemeente mag leges in rekening brengen voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats. Dit staat in de legesverordening van de gemeente. De kosten voor aanleg van de parkeerplaats, zullen niet worden doorberekend aan de belanghebbende.

    Maatschappelijke baten

    Als de openbare ruimte geschikt is voor gehandicapten, dan kunnen ze zich hier makkelijker verplaatsen. Dat vergroot kansen op de arbeidsmarkt en draagt bij aan sociale contacten. Als een gehandicapte zich zelfstandig(er) kan verplaatsen is er meer maatschappelijke participatie. Dat leidt tot een grotere zelfredzaamheid. Een hogere mate van zelfredzaamheid leidt tot een lagere zorgvraag. En een lagere zorgvraag betekent een besparing op zorgkosten. De openbare ruimte kan daar dus een bijdrage aan leveren. 

    Daarmee heeft, ofschoon lastig te berekenen in euro's, een goede openbare ruimte ook letterlijk en figuurlijk meerwaarde.

    Participatie

    Belangenorganisaties

    Op gemeentelijk niveau zijn er veelal belangenorganisaties. Deze organisaties hebben veel kennis van de lokale situatie en van de praktijk van alledag van de gehandicapte. Bij het opstellen van beheerplannen, LIOR en beleid maar ook voor monitoring van de openbare ruimte, is deze kennis bijzonder nuttig.

    Door in een vroeg stadium met elkaar om tafel te gaan, kunnen aanpassingen aan de openbare ruimte in een later stadium geminimaliseerd worden. Veel informatie is te vinden op allestoegankelijk. Dit initiatief wil de brug slaan tussen mensen met een handicap, overheden en bedrijven. 

    Hier zijn ook veel nuttige documenten te vinden. Een voorbeeld:

    Emancipatie

    In 2008 heeft het Verwey-Jonker Instituut onderzoek gedaan naar de emancipatie van mensen met een lichamelijke handicap. De resultaten staan in het rapport 'Gehandicapt en geëmancipeerd' (2008). Dit geeft inzicht, anno 2008, in hoe mensen met een lichamelijke handicap hun maatschappelijke positie beleven. Eén van de aanbevelingen uit het rapport:

    "Beschouw de positie van mensen met een lichamelijke handicap niet als medisch of individueel probleem, maar als een groep mensen die willen deelnemen aan de maatschappij maar daarbij stuiten op uitsluiting en discriminatie." 

    Om de toegang tot de openbare ruimte voor gehandicapten te vergemakkelijken, heeft de gemeente Enschede de toegankelijkheid van gebouwen onderzocht. Dit onderzoek is door de gehandicapten uitgevoerd, de echte deskundigen dus. De resultaten zijn te vinden op: http://toegankelijk.enschede.nl 

    https://www.youtube.com/watch?v=m6TZtSuf5MY

    Speeltoestel

    Door met een andere blik naar de openbare ruimte te kijken, ga je nieuwe mogelijkheden zie. Het volgende filmpje laat zien dat er speeltoestellen die geschikt zijn voor gehandicapten. 

    https://www.youtube.com/watch?v=MzLQBYHic5M