Duurzaam beheer

3 maart 2016

Openbare ruimte vraagt om goed beheer. Beheer kan niet zonder duurzaamheid. Duurzaam beheer is het beheer van nu en zeker van de toekomst. Duurzaam beheer is toegevoegd aan de onderwerpen.

In duuzaam beheer is een onderverdeling gemaakt naar vijf niveaus van duurzaam beheer:

 

Figuur: Categorisering duurzame projecten Bron: Lex Stax

De indeling geeft aan in welke mate duurzaamheid is bereikt. Er zijn vijf stappen:

  • 1.0 = Enkelvoudig project: hierin wordt op één aspect gewerkt aan duurzaamheid. Denk aan de genoemde voorbeelden van led-verlichting voor de openbare verlichting of chemievrije onkruidbestrijding
  • 2.0 = Meervoudig project: hierin wordt in een project aan zowel milieu als sociaal gewerkt. Zie ook groen verbindt. In een meervoudig project combineert men technieken, materialen en ontwerpuitgangspunten om de openbare ruimte zo duurzaam mogelijk te maken binnen een sociaal aanvaardbare context. Denk aan groen inzetten voor sociaal maar ook voor klimaatadaptatie. Het ontwikkelen van nieuwe technieken is daarbij niet het doel. Er wordt gewerkt op projectniveau. De organisatie heeft doelstellingen en beleid ten aanzien van duurzaamheid
  • 3.0 = Interne integratie (25%): In deze derde stap wordt gewerkt aan sociale omstandigheden die billijk zijn om de openbare ruimte zo goed mogelijk aan te sluiten op de wensen van de bewoners. Hiertoe wordt vanaf het ontwerp van een project rekening gehouden met duurzaamheid. Daardoor wordt ten opzicht van een referentiejaar ten minste 25% bespaard op energieverbruik, grondstofverbruik en op emissies. Zo’n reductie is ambitieus, maar in veel gevallen is dit te bereiken zonder ingrijpende maatregelen en met bestaande technieken. Veel gemeenten hebben in de achterliggende jaren al doelen gesteld op het vlak van energie en afval. Die criteria liggen veelal op het niveau van de 25%-besparing in een aantal jaren tijd. Opties zijn bijvoorbeeld zo duurzaam mogelijk in te kopen, kritisch te zijn op het ontwerp van projecten, inzetten op minder energie- en grondstofverbruik. Dit doel vergt vergaande interne samenwerking. 
  • 4.0 = Externe integratie (50%): Stap vier gaat letterlijk en figuurlijk een stap verder. Met externe integratie wordt bedoeld dat ten opzichte van het referentiejaar 50% minder niet-hernieuwbare energie en niet-hernieuwbare grondstoffen worden verbruik en dat er 50% minder emissies ontstaan. Getalsmatig lijkt dit maar een detail. De praktijk is echter weerbarstiger. De stap van 25% naar 50% vraagt om een andere aanpak. Er moet gezocht worden naar nieuwe methoden om grondstofneutraal en energieneutraal te werken, iets wat het vermogen van één beheerder ver te boven gaat. Deze stap vraagt om een gecoördineerde extern gerichte aanpak. Enerzijds om de markt voor het grondstofneutraal en emissieneutraal werken te bevorderen. Anderzijds om de markt voor duurzame energie te stimuleren. 
  • 5.0 = Duurzaam project: In de vijfde stap zijn de pijlen gericht op maximale duurzaamheid. De beleidscyclus en de beheercyclus sluiten optimaal aan, met concrete randvoorwaarden vertaalt in technische  eisen: 100% design for recycling in beleid en uitvoering. De verantwoording van investeringen en resultaten is transparant. Monitoring en asset management zijn onderdeel van het project en de beleidscyclus en de beheercyclus zijn optimaal op elkaar aangesloten. Randvoorwaarden voor duurzaamheid zijn concreet uitgewerkt in de LIOR. Volledig meenemen van C2C en 'design for recycling' in beleid en uitvoering.

Lees verder onder duurzaamheid bij duurzaam beheer